Bij de aanvraag van een faillissement voor een bedrijf moet een aanvrager overduidelijk kunnen bewijzen dat hij een vordering heeft op het bedrijf. Kan hij dat niet, dan kan dit voor hem wel eens tot onaangename financiële verrassingen leiden.
Een dergelijke situatie speelde onlangs in een zaak die is voorgelegd aan de Hoge Raad. Wat was er aan de hand? Een Nederlands bedrijf heeft een sloop graafmachine gebouwd voor een Frans sloopbedrijf. Een ander Nederlands bedrijf heeft hiervoor onderdelen geleverd. Het Franse sloopbedrijf stelt dat de machine gebrekkig is en daagt de Nederlandse bouwer en onderdelenleverancier voor de rechtbank in Bordeaux.
Schadevergoeding
De rechtbank in Bordeaux stelt het Franse sloopbedrijf in het gelijk, waardoor de bouwer van de sloopmachine en de onderdelenleverancier worden veroordeeld om een schadevergoeding te betalen. De onderdelenleverancier is hiervoor verzekerd en de verzekeringsmaatschappij betaalt een aantal bedragen voor de schadevergoeding. Deze bedragen wil de verzekeraar hierna verhalen op de bouwer van de sloopmachine, die nog een schuld heeft openstaan bij de onderdelenleverancier. De verzekeraar start daarom een zaak bij de Rechtbank in Noord-Nederland en wil de bouwer van de sloopmachine failliet laten verklaren. De Rechtbank wijst dit verzoek toe en spreekt het faillissement uit.
Hoger beroep
De bouwer van de sloopmachine tekent echter met succes hoger beroep aan bij het Gerechtshof van Arnhem-Leeuwarden. Het Gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank en het faillissement wordt teruggedraaid. Volgens het Gerechtshof kan de verzekeraar niet overduidelijk en knetterhard vaststellen dat zij een vordering heeft op de bouwer van de sloopmachine. Het staat weliswaar vast dat de verzekeraar namens haar klant een aantal bedragen als schadevergoeding heeft betaald aan het Franse sloopbedrijf. Maar er ontbreekt een cijfermatige en eenduidige aansluiting tussen de betaalde bedragen en wat staat vermeld in de uitspraak van de Franse rechtbank. Daardoor kan het hof niet vaststellen of de bouwer van de sloopmachine hoofdelijk medeschuldenaar voor een deel van deze bedragen is.
Cassatie
De verzekeraar gaat in cassatie tegen deze uitspraak bij de Hoge Raad en dient vier cassatie klachten in. De Hoge Raad verwerpt deze klachten op basis van artikel 81 RO en verklaart zich niet ontvankelijk in deze zaak. De verzekeraar draait ook op voor de kosten van de curator, die in deze zaak al snel in de duizenden euro’s lopen.
Wil je een faillissement aanvragen? Zorg dan altijd voor een duidelijk bewijs van de vorderingen die je hebt op een bedrijf. Doe je dat niet, dan kun je wel eens voor onverwachte grote (financiële) verrassingen komen te staan.
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073-6154311.