In beginsel blijven bestuurders van een besloten vennootschap met hun vermogen buiten schot, wanneer de vennootschap schulden heeft. Daar staat echter tegenover dat bestuurders hun bestuurstaak wel naar behoren moeten vervullen ex. artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek. Op het moment dat een bestuurder ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan hij mogelijk persoonlijk aansprakelijk gesteld worden.
Heeft u een vraag bel dan geheel vrijblijvend met één van onze ervaren advocaten op nummer 073 615 43 11 of stel uw vraag via ons webformulier op de rechterzijde van deze pagina.
De Hoge Raad heeft reeds op 8 december 2006 bepaald dat er sprake is van persoonlijke aansprakelijkheid op het moment dat een bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Als maatstaf geldt hierbij dat het handelen of nalaten van de bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is, dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelswijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet na zou komen en ook geen verhaal meer zou bieden.
De laatste tijd keert de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van besloten vennootschap weer regelmatig terug onder de hamer van de rechters. Deze zaken hadden meer in het bijzonder betrekking op aansprakelijkstelling van directeur – enig aandeelhouders, nadat deze zijn aandelen voor een symbolisch bedrag had verkocht aan een zogenaamde B.V.-opkoper. Deze B.V.-opkopers lieten vervolgens crediteuren onbetaald en lieten de gekochte vennootschap failliet gaan.
Reeds op 25 mei 2011 deed de Rechtbank Utrecht haar uitspraak in een dergelijke zaak. De rechter oordeelt onder rechtsoverweging 4.5 dat onder genoemde omstandigheden het handelen van de directeur – enige aandeelhouder ten opzichte van de schuldeiser zodanig onzorgvuldig is geweest, dat hem daarvan een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. De directeur – enig aandeelhouder wist of had moeten begrijpen dat de verkoop van aandelen aan de B.V.-opkoper tot gevolg zou hebben dat de vennootschap haar verplichtingen niet (meer) zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden. De vennootschap verkeerde immers in zwaar weer en de Belastingdienst had de inventaris reeds geveild. Aldaar meldde de B.V.-opkoper zich. De directeur – enig aandeelhouder had vervolgens serieus onderzoek moeten doen naar de motieven van de B.V.-opkoper om in ieder geval enige zekerheid te verkrijgen of de B.V.-opkoper voornemens was om de vennootschap uit de financiële problemen te krijgen en voort te zetten. Nu de directeur – enig aandeelhouder echter elke vorm van onderzoek achterwege heeft gelaten en slechts is afgegaan op een mededeling van de notaris, maakt dat de directeur – enig aandeelhouder aansprakelijk is voor de schade van de schuldeiser. Deze lijn is binnen de rechtspraak doorgetrokken. Zie bijvoorbeeld een uitspraak op 25 januari 2012 van de Rechtbank Amsterdam en een uitspraak op 5 maart 2012 van de kantonrechter te Middelburg. Het lijkt er dus op neer te komen dat de directeur – enig aandeelhouders steeds vaker in privé aansprakelijk gesteld worden op het moment dat de vennootschap na verkoop van aandelen failliet gaat. In ieder geval dient de verkopende partij onder bovengenoemde omstandigheden onderzoek te doen naar de B.V.-opkoper. Hierbij lijkt het voortaan uitgesloten dat vennootschappen voor een symbolisch bedrag worden verkocht aan B.V.-opkopers.
Bron: recht.nl