Mag je medewerking van de buren verlangen om een erfafscheiding te realiseren die aan de wettelijke eisen voldoet? Die vraag lag onlangs in cassatie voor bij de Hoge Raad. De rechter oordeelde van wel en stelde vast dat de kosten hiervoor door beide buren gezamenlijk betaald moeten worden.
In deze zaak draait het om een meningsverschil tussen buren over een coniferenhaag. Deze haag staat op de juridische erfgrens tussen de percelen. Volgens de Hoge Raad mag een eigenaar medewerking vorderen van zijn buren van het aangrenzende erf om voor gezamenlijke rekening een ondoorzichtige scheidsmuur van minstens twee meter hoog op te richten. Een uitzondering hierop geldt alleen als plaatselijk andere regels gelden over de wijze of hoogte van de afscheiding. In dit geval was er al een coniferenhaag als erfafscheiding, die daaraan niet voldeed. De eigenaar mocht daarom medewerking van zijn buren verlangen aan een erfafscheiding die wel aan de eisen voldoet.
Scheidsmuur
Tijdens de zaak beroept de eiser zich op art. 5:49 van het Burgerlijk Wetboek. Hierin staat dat een eigenaar recht heeft op medewerking van de eigenaar van een aangrenzend erf aan een scheidsmuur van twee meter hoog en dat zij gemeenschappelijk de kosten hiervoor dienen te delen. Verder verwijst hij naar art. 5:43 van het Burgerlijk Wetboek waarin een muur wordt gedefinieerd als een ondoorzichtige afsluiting vervaardigd uit steen, hout of een andere geschikte stof. De eiser wordt in het gelijk gesteld door de rechter.
In cassatie
De andere buren willen graag dat de coniferenhaag, die er reeds staat, blijft staan. Zij gaan daarom in cassatie tegen de uitspraak van de rechter. De Hoge Raad komt in cassatie tot de conclusie dat de coniferenhaag geen ‘muur’ is in de zin van art. 5:43 BW. De coniferenhaag is immers niet ondoordringbaar, niet afgesloten en niet ondoorzichtig. Daarom kan de coniferenhaag niet worden aangemerkt als scheidsmuur in de zin van art. 5:43 BW. Verder is er in deze situatie geen sprake van een verordening of plaatselijk gebruik dat iets regelt in de zin van art. 5:49 BW.
Persoonlijke levenssfeer
In een toelichting verwijst de Hoge Raad naar de wetsgeschiedenis. Hij benadrukt dat art. 5:49 BW bedoeld is om eigenaren van percelen binnen de bebouwde kom de gewenste bescherming van hun persoonlijke levenssfeer te kunnen bieden. In dit geval was er al wel een coniferenhaag als erfafscheiding, maar die voldeed niet aan de wettelijke eisen. De eigenaar mag daarom medewerking van zijn buren verlangen aan een erfafscheiding die wel aan de eisen voldoet.
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten Den Bosch via info@rechtnet.nl of bel naar 073-6154311.