Geen erkenning van vordering nadat verjaringstermijn is geëindigd

Openstaande vorderingen bij financiële instellingen blijven soms zo lang op de plank liggen dat de verjaringstermijn van vijf jaar wordt overschreden. De schuldenaar hoeft in zo’n geval zijn schuld niet meer terug te betalen. De verjaring kan niet worden gestuit door een nieuwe betalingsregeling aan te gaan met een schuldenaar. 

In Artikel 3:308 BW staat letterlijk dat rechtsvorderingen tot betaling van renten van geldsommen, lijfrenten, dividenden, huren en pachten die eigenlijk binnen een jaar of korter moeten worden betaald, na vijf jaar verjaren. Deze regel is opgesteld om te voorkomen dat niet-betaalde termijnen oplopen tot een zware schuld, ten gevolge waarvan de huishouding van de schuldenaar zou worden verstoord.

Betalingsregeling

Een bank probeerde via de rechtbank in Almelo om een verjaarde vordering op een klant alsnog betaald te krijgen. In een tussenvonnis kreeg de bank de opdracht om aan te tonen dat de klant in een periode van vijf jaar betalingen ter zake van aflossing en/of rente ten behoeve van het plankrediet heeft verricht. De bank voldeed niet aan het verzoek. Zij meende dat de verjaring was gestuit omdat de schuldenaar de vordering heeft erkend en ook een betalingsregeling is aangegaan.

Verjaring

De schuldenaar heeft op vier verschillende data ook betalingen gedaan om zijn geldlening af te lossen. Volgens de bank is hierdoor de verjaring gestuit, of anders het recht om een beroep te doen op verjaring verjaard. De rechtbank in Almelo gaat hier echter niet in mee. Zij stelt dat, indien wordt aangenomen dat een erkenning na afloop van de verjaringstermijn de verjaring stuit, dan wel dat het recht om een beroep op verjaring te doen verjaart, afbreuk wordt gedaan aan het doel dat de wetgever met voornoemde bepaling voor ogen heeft gehad.

In rechte afdwingbare verbintenis

Alleen de erkenning van de vordering en het voldoen aan een betalingsregeling brengen niet met zich mee dat hierdoor een in rechte afdwingbare verbintenis ontstaat. Hier kan alleen sprake van zijn als partijen dit uitdrukkelijk overeen zijn gekomen. In deze zaak is dit niet het geval. De rechtbank besluit daarom om de vordering van de bank af te wijzen. De bank wordt bovendien veroordeeld tot het betalen van de kosten van de procedure.

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073-6154311.