CAO-verplichtingen: ruimte voor redelijkheid en billijkheid?

Heeft een beroep op redelijkheid en billijkheid zin?

Veel werkgevers hebben er mee te maken: cao’s. Deze cao’s bevatten verplichtingen die de werkgever strikt moet nakomen. Doet een werkgever dit niet, dan is het vaak einde oefening. Heeft een beroep op de redelijkheid en billijkheid bij cao-bepalingen dan nog zin? Het gerechtshof Den Haag heeft in een zaak uit mijn praktijk bepaald dat dit soms wel het geval is.

Wat was er nu aan de hand?

Mijn cliënte exploiteert een kinderopvang met ongeveer vijftien werknemers. Op een bepaald moment werd in de cao van de Kinderopvangbranche bepaald dat werknemers recht hadden op een eindejaarsuitkering, maar dat de werkgever bepaalde voorwaarden hieraan mocht stellen. Zo had mijn cliënte een Prestatieregeling opgesteld, waarbij ieder jaar met de werknemers doelen werden vastgesteld. Vervolgens werd aan het eind van het jaar beoordeeld in hoeverre die doelen waren behaald, waarna de werknemer wel of geen (volledige) eindejaarsuitkering kregen.

Prestatieregeling jaarlijks en schriftelijk vastleggen

De cao stelde onder andere de eis dat de Prestatieregeling jaarlijks en schriftelijk moest worden vastgesteld en in samenspraak met de OR, personeelsvereniging (Pvt) of het personeel. Dit op straffe van volledige uitkering. Mijn cliënte had met haar Pvt in 2010 de Prestatieregeling vastgesteld. Deze Prestatieregeling werd vervolgens mondeling verlengd in de jaren daarna, in goed overleg met de werknemers. Helaas stond hiervan niets op papier. De beoordelingsgesprekken vonden wel plaats, dus mijn cliënte voorzag geen problemen.

CAO niet strikt nageleefd

Uiteindelijk beseften twee ex-werknemers dat de cao niet strikt was nageleefd. Met behulp van de vakbond maakten zij in rechte hier aanspraak op. Voor het argument dat het personeel wist dat de Prestatieregeling mondeling van kracht was, waren de ex-werknemers niet gevoelig. Dit gold ook voor de voorspelling dat gedwongen uitbetaling van de eindejaarsuitkering het faillissement van cliënte tot gevolg zou hebben. Een veroordelend vonnis zou precedent scheppen voor alle (ex-)werknemers om met terugwerkende kracht de eindejaarsuitkering op te eisen. Dit kon cliënte niet betalen.
De kantonrechter wees de vorderingen van de ex-werknemers toe, waarna ik voor cliënte hoger beroep heb ingesteld.

Hoe dacht het Gerechtshof over deze kwestie?

Het gerechtshof oordeelde dat, alhoewel de tekst van de cao strikte naleving gebood, dit in casu onredelijk en onbillijk zou zijn. Het gerechtshof overwoog dat mijn cliënte ten tijde van de crisis in de kinderopvangbranche, samen met personeel, veel maatregelen had genomen om een faillissement te voorkomen. Het alsnog toewijzen van de eindejaarsuitkering, louter omdat deze mondeling en niet schriftelijk is overeengekomen, zou tot het faillissement van cliënte leiden. Dit achtte het Gerechtshof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dit woog zwaarder dan de verplichting van de cao om jaarlijks de prestatieregeling schriftelijk vast te leggen. De vorderingen van de ex-werknemers werden afgewezen en cliënte kon haar onderneming voortzetten.
Deze uitspraak laat nogmaals zien dat de redelijkheid en billijkheid de kern is van het burgerlijk wetboek. Zelfs bij cao-bepalingen moet een beroep daarop niet worden uitgesloten.

Vrijblijvend advies over de werking van de redelijkheid en billijkheid?

De specialisten van RechtNet Advocaten hebben veel ervaring op het gebied van civiel recht. Zij kunnen u verder helpen. Het inschakelen van een professionele advocaat kan veel voordelen hebben. Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten.

Bel voor vrijblijvend advies op nummer 073 – 615 43 11 of mail uw vraag naar info@rechtnet.nl.

 

 

1-Gerechtshof Den Haag 30 mei 2017, zaaknummer 200.177.356/01 (niet gepubliceerd).