Voorwaardelijke ontbinding is dit nog mogelijk onder de WWZ?
De invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) op 1 juli 2015 heeft tot grote veranderingen geleid op het gebied van ontslagrecht. Daarmee is over een aantal zaken ook onduidelijkheid ontstaan. Een bekend voorbeeld hiervan is de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. Dit nadat een werknemer op staande voet is ontslagen. De Hoge Raad heeft onlangs bij de beantwoording van prejudiciële vragen aangegeven dat voorwaardelijke ontbinding nog altijd mogelijk is.
Bezwaar tegen ontslag
Bij een ontslag op staande voet tekent een werknemer in de meeste gevallen bezwaar aan tegen het ontslag. Voor 1 juli 2015 werd dan meestal een procedure ex artikel 7:681 BW gestart. Dit met als doel om het ontslag op staande voet ongedaan te maken. Met de afschaffing van de mogelijkheid tot buitengerechtelijke vernietiging, door de invoering van de Wwz per 1 juli 2015 is er geen andere mogelijkheid meer voor werknemers dan direct naar de kantonrechter te stappen. Om zo het risico op een hoge loonvordering te vermijden. De werkgever verzoekt dan om een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Prejudiciële vragen
Zowel in de jurisprudentie als in de literatuur worden echter tegenstrijdige standpunten ingenomen over de vraag of de mogelijkheid van voorwaardelijke ontbinding is blijven bestaan onder de Wwz. De kantonrechter Enschede heeft vorig jaar daarom prejudiciële vragen gesteld over de mogelijkheid tot voorwaardelijke ontbinding onder de Wwz. Op 23 december 2016 zijn deze prejudiciële vragen beantwoord.
Antwoorden Hoge Raad
Uit de antwoorden blijkt dat voorwaardelijke ontbinding ook onder het huidige recht nog mogelijk nog. De Hoge Raad is van mening dat de werkgever met name belang heeft bij een voorwaardelijke ontbinding, indien het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd wordt geacht. Een voorwaardelijk ontbindingsverzoek kan onder meer worden ingediend wanneer de werkgever de werknemer op staande voet heeft ontslagen. Voordat de werknemer een verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet heeft verzocht, kan de werkgever al een voorwaardelijk ontbindingsverzoek indienen. De behandeling van dit verzoek van de werkgever vindt plaats op het moment dat de vervaltermijn voor de werknemer is verstreken. Dit is een vervaltermijn van twee maanden na het gegeven ontslag op staande voet.
Nuttig
Voorwaardelijke ontbinding is dus ook onder het huidige recht mogelijk. Dit echter alleen bij vernietiging van het ontslag op staande voet in dezelfde aanleg. Daardoor zijn de mogelijkheden van voorwaardelijke ontbinding onder het huidige recht beperkter dan vóór 1 juli 2015. Het is echter nog altijd nuttig om een voorwaardelijk ontbindingsverzoek in te dienen. Dit omdat de gevolgen van een niet rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in dezelfde procedure hiermee kunnen worden beperkt.
Vrijblijvend advies?
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten.
Eén van onze ervaren advocaten kan u helpen met met uw vraagstukken. Neem voor een vrijblijvend advies direct contact op met 073 – 615 43 11 dan wel mail naar info@rechtnet.nl.