Een opvallende uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland in Groningen. Daar bepaalde de rechter dat de overheid een schuld van bijna 11.000 euro van een gedupeerde ouder van de Toeslagenaffaire moet overnemen. Dit ondanks het feit dat deze persoon niet helemaal voldeed aan de voorwaarden die worden gesteld in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Deze uitspraak lijkt een belangrijke doorbraak in de afwikkeling van de toeslagenaffaire, omdat die waarschijnlijk ook door andere juristen en advocaten gebruikt gaat worden als jurisprudentie. 

Bekijk hier onze rechtsgebieden

Wat speelt er in deze zaak? Een moeder is gedupeerde in de Toeslagenaffaire en leent in 2017 een bedrag van 10.800 euro van haar ouders om te kunnen overleven. Om voor terugbetaling in aanmerking te komen zou deze schuld volgens de Wht vóór 1 juni 2021 opeisbaar moeten zijn. Maar de ouders willen hun dochter niet dwingen om het geld direct terug te betalen, omdat zij haar niet onnodig in nog grotere financiële problemen willen brengen.

Private schuld

De vrouw dient desondanks toch een verzoek in bij de overheid om haar schuld in het kader van de afwikkeling van de Toeslagenaffaire over te nemen op grond van de Wht. Maar dit verzoek wordt in eerste instantie afgewezen. Zij spant daarom een kort geding aan, waarin zij de rechter vraagt om de minister te verplichten om de private schuld van 10.800 euro toch over te nemen. De minister is dit niet van plan en wijst erop dat het doel van de Wht is om alleen de nadelige gevolgen van opeisbare vorderingen voor gedupeerde ouders te voorkomen. Nu de vordering niet voor 1 juni 2021 opeisbaar was, ontstaan voor de vrouw volgens de minister geen onevenredige nadelige gevolgen wanneer de schuld niet wordt overgenomen, omdat er geen betalingsachterstanden zijn ontstaan en er geen sprake is van een dreiging met incassomaatregelen.

Bekijk hier onze incasso diensten

Maatwerk

De rechter stelt de vrouw echter toch in het gelijk en oordeelt dat de overheid de schuld moet betalen, ondanks dat deze strikt genomen niet voldeed aan de harde eisen van de herstelwet (Wht). Daarbij weegt volgens de rechter zwaar mee dat de vrouw financieel in de problemen is gekomen doordat zij ten onrechte werd gezien als fraudeur en door de onterechte terugvorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen die daarmee verband hielden.

Het doel van de Wht is om toeslagenouders een nieuwe start te laten maken. De rechtbank acht het echter meer dan aannemelijk dat het niet overnemen van de schuld het maken van een nieuwe start de vrouw, zowel financieel als emotioneel, dwarszit.

Met deze uitspraak geeft de rechtbank een duidelijk signaal af dat de overheid zich soepeler moet opstellen bij de afwikkeling van de toeslagenaffaire. Fouten herstellen lukt niet door enkel een herstelwet in te voeren. Veel belangrijker is dat mensen ook daadwerkelijk worden geholpen. Dat is de kern van de zaak, want zonder maatwerk blijven toeslagenouders nog vele jaren lang gevangen in financiële problemen waar zij buiten hun schuld in zijn terechtgekomen.

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

Vragen? Neem contact met ons op

    Wanneer iemand succesvol een Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) doorloopt, krijgt deze persoon een ‘schone lei’. Onder normale omstandigheden geldt dit niet voor een hypotheekschuld, omdat daar een hypotheekrecht op zit. Maar als een hypotheekhouder bij het indienen van een vordering in een WSNP-traject verzuimt om melding te maken van het hypotheekrecht bij de bewindvoerder, dan valt ook deze schuld onder de schone lei. Dat bleek onlangs uit een uitspraak van de rechter. 

    Bekijk hier onze rechtsgebieden

    De feiten in deze zaak op een rijtje. Een vrouw en haar ex-partner sluiten in 2002 een krediet af bij een bank, waarbij een tweede hypotheek wordt gevestigd op hun woning als zekerheid voor terugbetaling. In 2019 wordt de vrouw toegelaten tot de WSNP vanwege problematische schulden. Haar bewindvoerder vraagt haar schuldeisers vervolgens om hun vorderingen in te dienen.

    Kredietovereenkomst overgedragen

    Tijdens de looptijd van de WSNP van de vrouw wordt de kredietovereenkomst met de bank overgedragen aan een andere partij. Deze partij wordt daarmee de nieuwe schuldeiser en dient een schuld van ruim 65.000 euro in bij de bewindvoerder, maar vergeet te vermelden dat aan deze schuld een hypotheekrecht verbonden is. Het WSNP-traject van de vrouw wordt in maart 2022 beëindigd als gevolg van het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Op basis van de slotuitdelingslijst heeft de 65.000 euro-schuldeiser een uitkering gekregen van iets meer dan 6.000 euro. Deze schuldeiser probeert na die tijd alsnog de restschuld op te eisen bij de vrouw, omdat er hypotheekrecht op de lening rustte. Maar de vrouw is het hier niet mee eens en stapt naar de rechter. De rechter oordeelt dat in dit geval de schuld wél onder de schone lei valt, omdat de schuldeiser zijn hypotheekrecht niet heeft gemeld bij de bewindvoerder. Dit terwijl hij meerdere kansen heeft gehad om de vordering correct in te dienen, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Hierdoor wordt de betreffende vordering als een normale schuld behandeld, die onder de WSNP valt. De schuldeiser kan daardoor na afloop geen aanspraak meer maken op terugbetaling via de hypotheek.

    Bekijk hier onze incasso diensten

    Vorderingen goed indienen

    Deze uitspraak leert dat schuldeisers eventuele vorderingen in een WSNP-traject goed moeten indienen en expliciet moeten vermelden of er een hypotheek- of pandrecht op rust. Doen zij dat niet, dan kan ook een hypotheekschuld onder de schone lei vallen. In dit geval oordeelde de rechter dat de vrouw niet meer aansprakelijk kon worden gehouden voor de hypotheekschuld. Dit onderstreept het belang van een goed gecontroleerd WSNP-traject. Voor ex-schuldenaren laat deze zaak zien dat een schone lei ook écht een nieuwe start betekent. Vaak ontvangen zij na een WSNP-traject alsnog aanmaningen. Dit vonnis laat zien dat ze hier niet zomaar mee akkoord hoeven te gaan. Voor mensen die uit een WSNP-traject komen, is het fijn om te weten dat ze bij een eventuele rechtszaak beschermd zijn tegen onterechte vorderingen.

    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

    Vragen? Neem contact met ons op

      Een ontspannen bezoek aan de zonnestudio liep voor een vrouw uit op een nachtmerrie. Na twintig minuten onder de zonnebank liep ze ernstige brandwonden op, waarvoor ze wekenlang behandeld moest worden in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. De rechtbank in Den Haag heeft geoordeeld dat de zonnestudio hiervoor aansprakelijk is, tenzij zij met tegenbewijs komt. Hoe kon dit gebeuren en wat betekent deze uitspraak? 

      Bekijk hier onze rechtsgebieden

      De vrouw, die al vaker deze zonnestudio had bezocht, onderging een sessie van twintig minuten onder een zonnebank die op een intensieve stand stond. De zonnestudio had haar huidtype van tevoren niet gecontroleerd, terwijl dat volgens de instructies van de zonnebank juist essentieel was. In de dagen na haar bezoek kreeg ze zoveel pijn dat ze medische hulp moest inschakelen. Artsen stelden vast dat ze ernstige verbrandingen had opgelopen, waarvoor zelfs een huidtransplantatie nodig was.

      Onderzoek naar de zonnebank

      Toen de vrouw haar klachten meldde bij de zonnestudio, werd de bewuste zonnebank buiten werking gesteld. Uit inspectie bleek dat de UV-straling van de zonnebank de wettelijke norm overschreed. Daarnaast ontdekte de verzekeraar van de zonnestudio dat de lampen recent waren vervangen en dat deze in de eerste 50 tot 60 uur extra krachtig zijn, omdat ze nog moeten inbranden. Toch was de vrouw niet de eerste die de zonnebank gebruikte na de vervanging van de lampen. In totaal waren er al 179 klanten voor haar geweest, zonder vergelijkbare klachten. Dit bracht de zonnestudio tot de conclusie dat haar huidreactie mogelijk werd veroorzaakt door een combinatie van cosmetica en straling.

      Huidtype en gebruiksaanwijzing genegeerd

      Een huidtherapeut stelde vast dat de vrouw huidtype 2 heeft, wat betekent dat haar huid zeer gevoelig is voor verbranding. Volgens de instructies van de zonnebank mocht zij maximaal zes minuten per sessie onder de lamp, terwijl ze twintig minuten had doorgebracht op een intensieve stand. De rechtbank vond het verwijtbaar dat de zonnestudio haar huidtype niet had gecontroleerd en haar niet had gewaarschuwd. Dit had zowel bij haar eerste bezoek als bij latere sessies moeten gebeuren.

      Bekijk hier onze incasso diensten

      Aansprakelijkheid van de zonnestudio

      De vrouw besloot juridische stappen te ondernemen en beriep zich op wanprestatie volgens artikel 6:74 BW. De rechtbank stelde vast dat de UV-straling van de zonnebank te hoog was en dat de zonnestudio tekort was geschoten in het geven van persoonlijk advies. Hierdoor acht de rechter het aannemelijker dat de zonnebank de oorzaak van de brandwonden was dan een allergische reactie of cosmetica.De zonnestudio krijgt van de rechter nog een laatste kans om tegenbewijs te leveren. Lukt dat niet, dan blijven ze aansprakelijk voor de schade die de vrouw heeft geleden.

      Deze zaak benadrukt hoe belangrijk het is dat zonnestudio’s zich strikt houden aan de veiligheidsvoorschriften. Huidtypecontrole, goede begeleiding en naleving van de UV-stralingsnormen kunnen ernstige schade voorkomen. Voor klanten betekent dit ook dat ze alert moeten zijn op hun huidtype en de aanbevolen zontijd.

      Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

      Vragen? Neem contact met ons op

        In de juridische wereld is tijdige communicatie met cliënten van groot belang. Een advocate kwam recent onder vuur te liggen omdat ze haar pleitnota pas de avond voor de zitting naar haar cliënt stuurde, waardoor overleg niet meer mogelijk was. De cliënt diende een klacht in bij de deken van de Orde van Advocaten. Hoewel de klacht gegrond werd verklaard, kreeg de advocate geen maatregel opgelegd vanwege de hoge werkdruk in de sociale advocatuur. Hoe kwam de raad van discipline tot dit oordeel? 

        Bekijk hier onze rechtsgebieden

        De cliënt had meerdere klachten over de advocate. Naast het te laat versturen van de pleitnota, vond hij ook dat zij onvoldoende voortvarend had gehandeld. Zo zou ze er bijna een jaar over hebben gedaan om tuchtklachten in te dienen en had ze verweerschriften niet met de cliënt besproken. Daarnaast zou ze onvolledig hebben geadviseerd over het nut en de impact van een mondeling vooronderzoek, waardoor de cliënt geen weloverwogen keuze kon maken. Bovendien was de cliënt ontevreden over de manier waarop de advocate met zijn feedback op de pleitnota omging. Na het verzenden van het document de avond voor de zitting, werd er niets meer gedaan met de opmerkingen van de cliënt. Tot slot werd de vooraf gecommuniceerde kostenprognose ruimschoots overschreden.

        Beoordeling door de raad van discipline

        De raad van discipline hanteert bij de beoordeling van klachten artikel 46 van de Advocatenwet, waarin onder andere de kwaliteit van dienstverlening wordt meegenomen. Hoewel een advocate vrijheid heeft in de behandeling van een zaak, zijn er grenzen aan wat acceptabel is. Uit het klachtdossier bleek dat de advocate haar uiterste best had gedaan om de zaak zorgvuldig te behandelen. Gedurende de procedures sprak de klager zich ook meermaals positief uit over de inhoud van haar werk. Toch diende hij een klacht in over haar voortvarendheid. Hoewel de meeste bezwaren ongegrond werden verklaard, oordeelde de raad dat de advocate haar pleitnota eerder had moeten toesturen, zodat de cliënt hier nog inhoudelijk over had kunnen meepraten.Tijdens de behandeling van de klacht erkende de advocate direct dat dit niet goed was gegaan. Ze wees op de hoge werkdruk binnen de sociale advocatuur en gaf aan dat dit een rol heeft gespeeld in haar handelen. De raad erkende dat werkdruk niet ten koste mag gaan van de cliënt, maar had wel begrip voor de situatie waarin de advocate verkeerde.

        Bekijk hier onze incasso diensten

        Geen maatregel, wel een waarschuwing

        De advocate had een schoon tuchtrechtelijk verleden, wat eveneens werd meegenomen in het eindoordeel. Alles afwegende besloot de raad haar geen maatregel op te leggen, maar het incident wel als een leermoment te zien. Dit benadrukt hoe belangrijk het is dat advocaten ondanks een hoge werkdruk toch tijdig en zorgvuldig communiceren met hun cliënten. Deze zaak roept ook bredere vragen op over de werkdruk binnen de sociale advocatuur en de impact hiervan op de dienstverlening. Advocaten in deze sector werken vaak onder grote druk, maar moeten desondanks zorgen voor duidelijke en tijdige communicatie met hun cliënten. Dit geval laat zien dat de tuchtrechter begrip heeft voor de omstandigheden, maar dat er ook grenzen zijn aan wat acceptabel is.

        Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

        Vragen? Neem contact met ons op

          Een cryptobezitter geeft in eerste instantie onvoldoende informatie door aan de Belasttingdienst over de omvang van zijn (crypto)vermogen. Hij moet van de civiele kamer van de Rechtbank in Den Haag alsnog over de brug komen met de gevraagde informatie. Doet hij dat niet, dan hangt hem een dwangsom van 2.500 euro per dag boven het hoofd, met een maximum van 1 miljoen euro.

          Bekijk hier onze rechtsgebieden

          Het geschil tussen de Belastingdienst en de cryptobezitter kent een lange aanloop. In 2021 is bij de Belastingdienst bekend geworden dat de man een aantal buitenlandse bankrekeningen heeft. Daarna heeft de Belastingdienst uit door de man toegezonden stukken kunnen achterhalen dat hij één van deze rekeningen onder meer gebruikte voor cryptotransacties en dus ook over cryptovermogen beschikt.

          Onjuiste belastingaangiftes

          De man geeft toe dat hij in het verleden onjuiste verklaringen heeft afgelegd over dit vermogen en dat hij onjuiste belastingaangiftes heeft gedaan. Dat dit uit onhandigheid of onzorgvuldigheid is gebeurd, vindt de voorzieningenrechter niet geloofwaardig. Er is zelfs sprake van een patroon waarbij de man op verzoek van de Belastingdienst informatie verstrekt, daarbij doet alsof hij alle relevante informatie over zijn cryptovermogen heeft doorgegeven, om later toch toe te moeten geven dat eerder niet alle gegevens zijn verstrekt.  Deze onduidelijkheid geldt ook voor de beantwoording van de door de Belastingdienst gestelde vragen in december 2024. Hierdoor heeft de Belastingdienst tot op heden geen goed overzicht van het cryptovermogen van de man tussen 2012 tot 2024. Zodoende kan controle van de door deze persoon ingediende belastingaangiften nog niet plaatsvinden.

          Volledige informatieverstrekking

          In de kern ligt de vraag bij de Rechtbank of de man gehouden moet worden aan volledige en onvoorwaardelijke informatieverstrekking over het verloop en de omvang van zijn (crypto)vermogen. De cryptobezitter meent dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn, omdat hij in zijn ogen heeft voldaan aan zijn wettelijke informatieverplichting. De man heeft aangegeven dat hij in het verleden zijn vermogensposities in de aangiften inkomstenbelasting weliswaar niet volledig heeft opgegeven, omdat hij zijn cryptovermogen grofweg inschatte. Maar hij vindt wel dat hij inmiddels aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Daarbij heeft zich de moeilijkheid voorgedaan dat hij diep heeft moeten graven om bij informatie van exchanges en zijn wallets uit te komen. Want tot de jaren 2020 waren bij cryptobeurzen weinig stukken beschikbaar en dit bemoeilijkte beantwoording van de gestelde vragen.

          Bekijk hier onze incasso diensten

          Vorderingen toewijsbaar

          De voorzieningenrechter vindt echter dat de vorderingen van de Belastingdienst tot volledige en onvoorwaardelijke informatieverstrekking toewijsbaar zijn. Hij veroordeelt de cryptobezitter daarom om alle bewijsstukken ter controle van de openstaande vragen te verstrekken aan de Belastingdienst en om een mondelinge toelichting te geven op deze vragen. Verleent de man hieraan geen medewerking, dan hangt hem een dwangsom van 2.500 euro per dag boven het hoofd, met een maximum van 1 miljoen euro.

          Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

          Vragen? Neem contact met ons op

            De rechtbank Den Haag oordeelde onlangs dat de Politie een schadevergoeding moet betalen van zo’n 185.000 euro aan een man, die vals wordt beschuldigd van het pinnen met de pas van iemand anders. De man meldt zich na het voorval direct en blijkt ook onschuldig te zijn, maar het kwaad is dan al geschied.  

            Bekijk hier onze rechtsgebieden

            De feiten in deze zaak op een rijtje. Een bejaarde vrouw is slachtoffer geworden van een babbeltruc waarbij haar pinpas is gestolen. Een handlanger van de dader heeft vervolgens in een supermarkt in Den Haag met de gestolen pinpas gepind. In een zoektocht naar deze handlanger heeft de politie beelden opgevraagd bij de supermarktketen, maar naar later blijkt zijn de opgevraagde beelden afkomstig van een ander filiaal.

            Verkeerde beelden

            De politie verspreidt vervolgens deze verkeerde beelden op haar website en stuurt ze ook naar Omroep West. Deze omroep zendt de beelden vervolgens uit in een nieuwsuitzending met de volgende toelichting:

            ‘Dit is de man die de politie nog zoekt en die de pas van de vrouw gebruikt in de Jumbo aan de Weimarstraat in Den Haag. […] hij rekent wel twee keer af met haar bankpas. Inmiddels is bij de politie bekend dat deze man niet alleen werkt en dit vaker doet, dus neem contact op met de tiplijn als u weet wie het is, zodat hij gestopt kan worden voor hij nog meer slachtoffers maakt.’

            Omroep West heeft de beelden tevens verspreid via haar YouTube-kanaal en deze opgenomen in een nieuwsartikel op haar website. De kranten het Voorburgs Dagblad en het Algemeen Dagblad hebben de beelden vervolgens overgenomen en eveneens bij een nieuwsartikel op hun website geplaatst.

            De man die vals wordt beschuldigd meldt zich nog dezelfde dag samen met zijn advocaat bij de politie en verzoekt om de beelden te verwijderen. De politie heeft hieraan gehoor gegeven door de beelden dezelfde nacht van haar website te halen en de ochtend erna Omroep West te verzoeken de beelden te verwijderen. Ook de kranten hebben de beelden verwijderd of onherkenbaar gemaakt.

            Bekijk hier onze incasso diensten

            Politie aansprakelijk

            De man stelt het politiekorps in Den Haag vervolgens aansprakelijk en krijgt ruim een half jaar na de gebeurtenis bericht van de verzekeraar van de politie dat de aansprakelijkheid door de politie wordt erkend. Hierna volgt een discussie over de hoogte van de schade die de valselijk beschuldigde persoon heeft geleden.

            De man is samen met zijn vrouw eigenaar van een administratiekantoor en autorijschool. Beide bedrijven ondervinden schade als gevolg van de valselijke beschuldigingen en de getoonde beelden, omdat klanten hun samenwerking beëindigen. De rechtbank veroordeelt de politie uiteindelijk tot betaling van zo’n 185.000 euro aan schadevergoeding voor gederfde inkomsten van het administratiekantoor en de autorijschool en voor vergoeding van immateriële schade.

            Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

            Vragen? Neem contact met ons op

              Een online marketingbedrijf neemt telefonisch contact op met een klein zorgbedrijf om haar een mediapakket aan te bieden. Het zorgbedrijf gaat per ongeluk akkoord met de aanbieding en ontvangt niet veel later een rekening van ruim 3.600 euro. Het zorgbedrijf stuurt na ontvangst van de factuur direct een mail naar het online marketingbedrijf met de mededeling dat het geen gebruik wil maken van de aanbieding. De rekening laat het zorgbedrijf onbetaald, waarna het online marketingbedrijf eerst een kort geding aanspant en vervolgens in hoger beroep gaat. De rechter bepaalt dat er sprake is van wilsgebrek en dat het zorgbedrijf de factuur niet hoeft te betalen.  

              Bekijk hier onze rechtsgebieden

              Het hele verkoopproces voor het mediapakket neemt in totaal slechts tien minuten in beslag. Na een telefoongesprek wordt een e-mailbericht met offerte verstuurd, inclusief een factsheet met uitleg over de af te nemen diensten en algemene voorwaarden met betrekking tot het Standaard Mediapakket. Vlak na het versturen van het e-mailbericht neemt het online marketingbedrijf opnieuw telefonisch contact op met het zorgbedrijf. Tijdens dit gesprek bezoekt de medewerker van het zorgbedrijf de website van het online marketingbedrijf en wordt hij, zonder dit in de gaten te hebben, geholpen om akkoord te gaan met de algemene voorwaarden en de offerte.

              Niet duidelijk

              Het gerechtshof stelt in haar uitspraak dat het online marketingbedrijf redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de medewerker van het zorgbedrijf niet in enkele minuten kon weten wat het Standaard Mediapakket precies inhield. Uit het tijdsverloop blijkt dat er minder dan tweeëneenhalve minuut is verstreken tussen het moment dat wederpartij de (concept)overeenkomst heeft kunnen zien en het indrukken van de activeerbutton.

              Het hof vindt het in deze zaak eveneens belangrijk dat uit de velden en knoppen op de aanmeldpagina niet zonder meer duidelijk wordt dat er met het klikken hierop een overeenkomst wordt aangegaan. Uit de tekst ‘Activeer mijn Standaard Mediapakket’ op de bevestigingsknop, wordt niet echt duidelijk dat met het aanklikken van deze knop ook daadwerkelijk een overeenkomst wordt gesloten en het mediapakket wordt besteld.

              Bekijk hier onze incasso diensten

              Aanklikken activeringsknop

              De medewerker van het zorgbedrijf heeft tijdens het eerste telefoongesprek met het online marketingbureau ook aangegeven eerst nog over het aanbod te willen nadenken. Dit wordt ook niet ontkend door het online marketingbedrijf en ondersteunt het standpunt van het zorgbureau dat zij met het direct doorlopen van het bestelproces en het aanklikken van de activeringsknop niet de wil heeft gehad een overeenkomst aan te gaan. De vorderingen van het online marketingbedrijf worden dan ook afgewezen door de rechter.

              Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

              Vragen? Neem contact met ons op

                Een consument koopt bij een woonwinkel een nieuwe bank, maar besluit een aantal dagen om de koop te annuleren. De woonwinkel rekent vervolgens 30 procent van de koopsom als annuleringskosten, zoals ook vermeld staat in de algemene voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW). De consument gaat hier niet mee akkoord en stapt uiteindelijk naar de kantonrechter. Die oordeelt dat de woonwinkel aannemelijk moet maken dat de schade die zij geleden heeft door de annulering inderdaad gelijk of hoger is dan de 30 procent van het aankoopbedrag.  

                Bekijk hier onze rechtsgebieden

                In deze zaak speelt artikel 12 uit de algemene voorwaarden van de CBW een cruciale rol.
                Dit artikel luidt als volgt:

                Artikel 12 | Annulering
                1. Als de afnemer annuleert, is hij een schadevergoeding verschuldigd. De schade van een ondernemer bij annulering bestaat uit de brutowinstmarge (vaste en variabele kosten, winstopslag), verminderd met niet gemaakte variabele kosten. In de praktijk blijkt de schade van ondernemers meer dan 30 procent van de koopsom te zijn als er nog niet geleverd is en (aanzienlijk) hoger als er al onherroepelijk is ingekocht. Meer informatie over (de hoogte van) annuleringskosten in de woonbranche is te vinden op www.cbw-erkend.nl.
                2. De ondernemer moet zijn schade aannemelijk maken.

                Keuze termijn

                De consument is van mening dat er nog geen definitieve koopovereenkomst tot stand is gekomen, maar alleen een voorlopige overeenkomst. Er was in de koopovereenkomst sprake van een keuze termijn van 14 dagen, die op het moment van de annulering nog niet voorbij was. Volgens de consument heeft de woonwinkel daarom geen recht op een percentage aan annuleringskosten. Bovendien wil zij graag de aanbetaling van 470 euro terug van de woonwinkel.

                Omdat er nog geen sprake is van een definitief gesloten koop en er in de CBW-voorwaarden niks staat over annuleringsvoorwaarden binnen een keuzetermijn is artikel 12 | Annulering volgens de consument niet van toepassing. Daarnaast heeft de woonwinkel haar schade niet aannemelijk gemaakt. Dat moet wel op grond van artikel 12 punt 2. De consument vindt sowieso dat de annuleringskosten niet redelijk zijn in dit geval en  niet in verhouding tot de daadwerkelijk geleden schade.

                Bekijk hier onze incasso diensten

                Geen order geplaatst

                De woonwinkel lijdt volgens de consument geen schade, omdat er nog geen definitief product was gekozen en dus ook nog geen order was geplaatst.Volgens de woonwinkel is er wel sprake van een definitieve koop. De koopovereenkomst is door beide partijen getekend en er is ook een aanbetaling gedaan. De tekst op de overeenkomst met betrekking tot de mogelijkheid om de opstelling/stoffering/kleur te wijzigen binnen 14 dagen maakt dit niet anders. De woonwinkel eist daarom bij de kantonrechter dat de consument ook de resterende annuleringskosten van 158,50 euro ook nog betaalt.

                Handtekening gezet

                De kantonrechter oordeelt dat er in deze zaak wel sprake is van een koopovereenkomst. De consument heeft immers haar handtekening gezet onder een document waarop de essentiële onderdelen voor het tot stand komen van een koopovereenkomst duidelijk staan aangegeven, namelijk wat er wordt gekocht en voor welke prijs.  De woonwinkel mag van de kantonrechter ook annuleringskosten in rekening brengen over het orderbedrag, maar moet haar schade in deze zaak wel specifiek aannemelijk maken. Tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak heeft de woonwinkel al een berekening van haar boekhouder overgelegd, waarin specifiek op de kosten van de aankoop is ingegaan. De consument betwijfelt echter of deze berekening klopt en vindt deze onvoldoende specifiek. De kantonrechter geeft daarom de woonwinkel alsnog de gelegenheid om bij akte haar berekening nader te onderbouwen.

                Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                Vragen? Neem contact met ons op

                  Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bepaalde onlangs in een zaak over herstelkosten aan het dak van een woonboerderij, dat een nieuwe deskundige benoemd moet worden om onafhankelijk onderzoek uit te voeren. Dit omdat een eerder deskundigenrapport volgens het hof niet voldoende onafhankelijk en onpartijdig tot stand is gekomen.

                  Bekijk hier onze rechtsgebieden

                  Het gaat in deze zaak om de vraag wat de oorzaak is van de lekkages aan het dak van de woonboerderij die in februari 2017 door verkoop van eigenaar is gewisseld en wie de kosten van het herstel moet dragen.

                  Lekkages

                  Het hof heeft in het tussenarrest bepaald dat niet kan worden vastgesteld of de lekkages het gevolg zijn van de in opdracht van vorige bewoners uitgevoerde renovatie aan het dak in 2014 en of de woning daardoor ten tijde van de eigendomsoverdracht geschikt was voor normaal gebruik. of dat de lekkages een andere oorzaak hebben, zoals ouderdom of nalatig onderhoud door de nieuwe eigenaren. 

                  Om de vorige eigenaren alsnog aansprakelijk te kunnen stellen, moeten de nieuwe eigenaren aantonen dat er sprake is van een onveilige constructie van het dak en de lekkages het gevolg zijn van een ondeugdelijk uitgevoerde renovatie en de woning als gevolg daarvan bij de eigendomsoverdracht al niet geschikt was voor normaal gebruik. 

                  Onafhankelijke deskundige

                  Het hof besluit om partijen in de gelegenheid te stellen om een onafhankelijke deskundige te benoemen, maar zij komen hier samen niet uit. Daarop besluit het hof om zelf een onafhankelijke deskundige in te schakelen, die opdracht krijgt om de volgende vragen te beantwoorden:

                  a. Wat is de staat van het dak? 

                  b. Is er sprake van zonkvorming op het dak? 

                  c. Is er sprake van lekkage? Zo ja, waar bevindt zich die en wat is daarvan de oorzaak?

                  d. Is de renovatie van het dak omstreeks juni 2014 op correcte wijze uitgevoerd?

                  e. Als er sprake is van een onjuist uitgevoerde renovatie, wat zijn daarvan de gevolgen?

                  f. Als er sprake is van constructiegebreken, wat zijn daarvan de gevolgen?

                  g. Wilt u daarbij, voor zover mogelijk en gelet op het ‘doos in doos-principe’ van de woning, onderscheid maken tussen de gevolgen voor de schuur en de gevolgen aan het woonhuis?

                  h. Is eventuele schade vergroot na het moment van de (ver)koop van de woning in februari 2017? i. Zijn er op dit moment maatregelen vereist aan het dak? Zo ja, op welke termijn?

                  j. Kunt u een gespecificeerde begroting maken van de kosten van eventueel noodzakelijk herstel?

                  k. Geeft het onderzoek u nog aanleiding tot verdere opmerkingen?

                  Bekijk hier onze incasso diensten

                  Niet onpartijdig

                  Ook de benoeming van een onafhankelijke deskundige leidt echter niet tot een oplossing, omdat deze persoon niet onafhankelijk en onpartijdig blijkt te zijn geweest in de manier waarop hij zijn onderzoek heeft verricht.  De niet onafhankelijk- en onpartijdigheid blijkt uit het feit dat de deskundige in het rapport herstelwerkzaamheden heeft geadviseerd en hierbij heeft opgenomen een nacontrole uit te laten voeren door het bedrijf waarvan hij zelf directeur is. De verkopende partij stelt daarom vast dat het hof het rapport van de deskundige niet kan meenemen in de beoordeling en dat dit betekent dat de kopers niet zijn geslaagd in hun bewijslevering en de vorderingen moeten worden afgewezen.

                  Ruimte voor twijfel

                  Het hof oordeelt dat de uitlatingen van de deskundige ruimte voor twijfel geven met betrekking tot zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid in deze zaak. De deskundige heeft de schijn gewekt dat hij een persoonlijk belang heeft bij de herstelwerkzaamheden aan het dak Hij is daarmee niet zonder meer als onafhankelijk en onpartijdig te beschouwen, zoals wel van hem verwacht mocht worden. De toelichting van de deskundige ter zitting heeft die indruk niet weggenomen.

                  Het deskundigenrapport wordt daarom niet bij de beoordeling van de zaal betrokken worden. Tegelijkertijd mag hieruit volgens het hof niet de conclusie worden getrokken dat de kopende partij niet in haar bewijslevering is geslaagd. Dat het rapport onvoldoende onafhankelijk tot stand is gekomen, is volgens het gerechtshof niet aan hen te wijten en komt daarom ook niet voor hun rekening. Het hof gaat daarom – onder handhaving van de vragen – een nieuwe deskundige benoemen. Wordt dus nog vervolgd.

                  Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                  Vragen? Neem contact met ons op

                    Op 15 november is de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in werking getreden. Deze wet is erop gericht om het risico van misbruik van de turboliquidatie te verkleinen en geldt in principe voor twee jaar.

                    Bekijk hier onze rechtsgebieden

                    Een turboliquidatie is de ontbinding van rechtspersonen op eigen initiatief zonder baten. Op deze manier kan snel en zonder gebruikmaking van een faillissementsprocedure een rechtspersoon worden ontbinden. Indien er geen baten meer zijn, wordt een ontbindingsbesluit genomen en kan uitschrijving van de rechtspersoon uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel worden doorgezet. De rechtspersoon is dan opgehouden te bestaan. Maar door een gebrek aan toezicht en controle worden rechtspersonen ook weleens ten onrechte geturboliquideerd. Eventuele schuldeisers van een geturboliquideerde rechtspersoon hebben vrijwel geen mogelijkheden om daar iets tegen te doen. In veel gevallen is voor hen ook niet inzichtelijk of bepaalde schuldeisers zijn bevoordeeld ten opzichte van andere schuldeisers.

                    Verantwoordings- en bekendmakingsverplichting

                    De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie moet de transparantie rondom turboliquidaties vergroten, misbruik ervan bestrijden en de rechtsbescherming van schuldeisers verbeteren. Daarbij gaat het met name om gevallen waarin de rechtspersoon ophoudt te bestaan met achterlating van schulden. Om dit te bereiken voorziet de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in een verzwaring van de verantwoordings- en bekendmakingsverplichting voor het (voormalig) bestuur van de ontbonden rechtspersoon. Verder zijn een aanvulling op het bestaande bestuursverbod en een uitbreiding van het inzagerecht van schuldeisers in de wet opgenomen.

                    Bekijk hier onze incasso diensten

                    Stukken openbaar maken

                    Het voormalige bestuur wordt in de tijdelijke wet verplicht om de volgende stukken openbaar te maken in geval van een turboliquidatie:
                    – Een balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden;
                    – Een schriftelijke toelichting over de oorzaak van het ontbreken van baten en indien van toepassing het onbetaald laten van schuldeisers;
                    – Een beschrijving van de verdeling van de opbrengsten voorafgaand aan de ontbinding; en
                    – De jaarrekening(en) inzake de boekjaren voorafgaand aan de ontbinding indien deze nog niet openbaar zijn gemaakt.

                    Deze stukken moeten binnen twee weken na het ontbindingsbesluit worden gedeponeerd bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Deze verplichting geldt ongeacht of de beëindigde rechtspersoon schulden achterlaat of niet. Het niet naleven van deze verplichting is een economisch delict.

                    Bestuursverbod

                    Indien misbruik wordt gemaakt van de turboliquidatie, dan kan via de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie ook een bestuursverbod worden opgelegd aan (voormalig) bestuurder(s). Dat kan bijvoorbeeld indien niet is voldaan aan de verantwoordingsverplichting. Of indien de bestuurder een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Maar ook als de bestuurder in de twee jaar voor de turboliquidatie minimaal tweemaal betrokken was bij een beëindiging van een rechtspersoon.
                    Nieuw is ook dat schuldeisers van een via turboliquidatie ontbonden rechtspersoon met een machtiging van de kantonrechter inzage kunnen krijgen in de boeken. Hierdoor kunnen zijn eenvoudiger nagaan of de beëindiging van de rechtspersoon op juiste wijze is verlopen en/of het vermogen van de betrokken rechtspersoon correct afgewikkeld is. Schuldeisers moeten bij een verzoek om een machtiging wel kunnen aantonen dat zij een redelijk belang hebben om dit te doen. Bovendien geldt als voorwaarde dat het bestuur niet aan de verantwoordings- en bekendmakingsverplichtingen heeft voldaan.

                    De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie geldt in eerste instantie voor een periode van twee jaar, maar kan mogelijk permanent worden verlengd. De wet zal tussentijds geëvalueerd worden.

                     

                    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                    Vragen? Neem contact met ons op

                      1 2 3 8