Op 15 november is de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in werking getreden. Deze wet is erop gericht om het risico van misbruik van de turboliquidatie te verkleinen en geldt in principe voor twee jaar.

Bekijk hier onze rechtsgebieden

Een turboliquidatie is de ontbinding van rechtspersonen op eigen initiatief zonder baten. Op deze manier kan snel en zonder gebruikmaking van een faillissementsprocedure een rechtspersoon worden ontbinden. Indien er geen baten meer zijn, wordt een ontbindingsbesluit genomen en kan uitschrijving van de rechtspersoon uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel worden doorgezet. De rechtspersoon is dan opgehouden te bestaan. Maar door een gebrek aan toezicht en controle worden rechtspersonen ook weleens ten onrechte geturboliquideerd. Eventuele schuldeisers van een geturboliquideerde rechtspersoon hebben vrijwel geen mogelijkheden om daar iets tegen te doen. In veel gevallen is voor hen ook niet inzichtelijk of bepaalde schuldeisers zijn bevoordeeld ten opzichte van andere schuldeisers.

Verantwoordings- en bekendmakingsverplichting

De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie moet de transparantie rondom turboliquidaties vergroten, misbruik ervan bestrijden en de rechtsbescherming van schuldeisers verbeteren. Daarbij gaat het met name om gevallen waarin de rechtspersoon ophoudt te bestaan met achterlating van schulden. Om dit te bereiken voorziet de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in een verzwaring van de verantwoordings- en bekendmakingsverplichting voor het (voormalig) bestuur van de ontbonden rechtspersoon. Verder zijn een aanvulling op het bestaande bestuursverbod en een uitbreiding van het inzagerecht van schuldeisers in de wet opgenomen.

Bekijk hier onze incasso diensten

Stukken openbaar maken

Het voormalige bestuur wordt in de tijdelijke wet verplicht om de volgende stukken openbaar te maken in geval van een turboliquidatie:
– Een balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden;
– Een schriftelijke toelichting over de oorzaak van het ontbreken van baten en indien van toepassing het onbetaald laten van schuldeisers;
– Een beschrijving van de verdeling van de opbrengsten voorafgaand aan de ontbinding; en
– De jaarrekening(en) inzake de boekjaren voorafgaand aan de ontbinding indien deze nog niet openbaar zijn gemaakt.

Deze stukken moeten binnen twee weken na het ontbindingsbesluit worden gedeponeerd bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Deze verplichting geldt ongeacht of de beëindigde rechtspersoon schulden achterlaat of niet. Het niet naleven van deze verplichting is een economisch delict.

Bestuursverbod

Indien misbruik wordt gemaakt van de turboliquidatie, dan kan via de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie ook een bestuursverbod worden opgelegd aan (voormalig) bestuurder(s). Dat kan bijvoorbeeld indien niet is voldaan aan de verantwoordingsverplichting. Of indien de bestuurder een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Maar ook als de bestuurder in de twee jaar voor de turboliquidatie minimaal tweemaal betrokken was bij een beëindiging van een rechtspersoon.
Nieuw is ook dat schuldeisers van een via turboliquidatie ontbonden rechtspersoon met een machtiging van de kantonrechter inzage kunnen krijgen in de boeken. Hierdoor kunnen zijn eenvoudiger nagaan of de beëindiging van de rechtspersoon op juiste wijze is verlopen en/of het vermogen van de betrokken rechtspersoon correct afgewikkeld is. Schuldeisers moeten bij een verzoek om een machtiging wel kunnen aantonen dat zij een redelijk belang hebben om dit te doen. Bovendien geldt als voorwaarde dat het bestuur niet aan de verantwoordings- en bekendmakingsverplichtingen heeft voldaan.

De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie geldt in eerste instantie voor een periode van twee jaar, maar kan mogelijk permanent worden verlengd. De wet zal tussentijds geëvalueerd worden.

 

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

Vragen? Neem contact met ons op

    Nadat op Google een groot aantal negatieve reviews over een computerbedrijf worden geplaatst, verzoekt dit bedrijf via de rechter om de contactgegevens van de partij die deze reviews heeft geplaatst te delen. De rechter oordeelt dat Google binnen tien dagen de gegevens van de reviewers openbaar moet maken.  

    Bekijk hier onze rechtsgebieden

    De reviews die op Google worden geplaatst, zijn bedoeld om het computerbedrijf en de hieraan verbonden (rechts)personen bewust te beschadigen. Het computerbedrijf kan bewijzen dat de reviews onjuist zijn en niet over daadwerkelijke klantervaringen gaan. De namen die aan de accounts zijn gekoppeld komen niet voor in het klantenbestand van het bedrijf. Het plaatsen van de reviews is daarom onrechtmatig.

    Onrechtmatige reviews

    Zij wil achterhalen wie de (rechts)personen achter de accounts zijn. Op die manier kan zij een verbod vorderen tegen de reviewer(s) op het opnieuw plaatsen van onrechtmatige reviews. Verder kan de door de reviews veroorzaakte schade worden verhaald op de plaatsers. De onderneming verzoekt de rechtbank dan ook om Google op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te veroordelen tot het verstrekken van de naam, het telefoonnummer, de (alternatieve) e-mailadressen en de IP-adressen waarmee de accounts zijn aangemaakt en de reviews zijn geplaatst.

    Schadelijk voor bedrijf

    De reviews zijn tegelijkertijd ook in strijd met het eigen beleid van Google. Het Amerikaanse bedrijf heeft de reviews daarom op verzoek van het computerbedrijf verwijderd. Google handelt onrechtmatig jegens het computerbedrijf als zij de gegevens van de Google-accounthouders waarmee de reviews zijn geplaatst niet verstrekt. Dit omdat het voldoende aannemelijk is dat de reviews die de gebruiker heeft geplaatst mogelijk onrechtmatig en schadelijk zijn voor het bedrijf. Zij heeft er een reëel belang bij om de gegevens te verkrijgen. Ook is het aannemelijk dat er in dit geval geen minder ingrijpende mogelijkheid is om de gegevens te achterhalen.

    Bekijk hier onze incasso diensten

    Privacy

    Het verzoek van Google om de uitspraak niet te publiceren wordt gepareerd. Een uitspraak niet of geanonimiseerd, publiceren is mogelijk indien sprake is van zwaarwegende belangen in de zin van artikel 29 lid 2 Rv. Google heeft weliswaar belang bij het waarborgen van de privacy en bescherming van de persoonsgegevens van haar gebruikers, in dit geval de reviewer(s). Maar daar staat tegenover het maatschappelijk belang bij openbare en controleerbare rechtspraak, dat in dit geval zwaarder weegt. De griffier zal de uitspraak daarom met inachtneming van de anonimiseringsrichtlijnen van de rechtspraak op rechtspraak.nl publiceren.

     

    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

    Vragen? Neem contact met ons op

      De rechtbank Den Haag heeft in een kort geding besloten dat Meta de gegevens van een anonieme Facebook gebruiker moet verstrekken aan een man. De man wordt door deze Facebookgebruiker beschuldigd van overschrijdend gedrag. Hij had daarom een kort geding aangespannen tegen Meta. De man zou ook graag zien dat Meta de berichten verwijdert, maar dat verzoek wordt afgewezen door de rechter.  

      Bekijk hier onze rechtsgebieden

      In deze zaak draait het om een gebruiker van Facebook, die in groepen over dating anoniem uitlatingen heeft gedaan over de man. Daarin staat onder meer dat de bewuste persoon de intentie heeft om vrouwen te gebruiken en daarna te dumpen. Verder wordt beweerd dat de man een pathologische leugenaar zou zijn en dat hij heimelijk  opnamen maakt van vrouwen. Bij de berichten zijn ook twee afbeeldingen van de man geplaatst.

      Reputatieschade

      De man noemt de beweringen onwaar en vindt ze intimiderend. Bovendien loopt zijn reputatie hierdoor schade op. Hij start daarom een kort geding waarin hij eist dat Meta de bewuste berichten verwijdert. Verder wil hij dat Meta hem de gegevens van de anonieme Facebook gebruiker verstrekt en ook wil de man graag weten of er andere groepen zijn waarin deze berichten zijn gedeeld.

      Identificatiegegevens

      De rechter oordeelt dat de man in de gelegenheid moet worden gesteld om in contact te komen met de anonieme Facebook gebruiker, zodat hij deze persoon kan aanspreken over de gedane uitlatingen. Meta moet hiervoor de identificatiegegevens van de bewuste Facebook gebruiker aan de man doorgeven. Volgens de rechter wegen de belangen van de beschuldigde man zwaarder dan die van de anonieme Facebookgebruiker en van Meta.

      Bekijk hier onze incasso diensten

      Onderbouwd

      De eis van de beschuldigde man richting Meta om de berichten te verwijderen wordt door de rechter afgewezen. Meta kan alleen worden verplicht om dat te doen als zonder twijfel duidelijk is dat de beschuldigingen niet feitelijk kunnen worden onderbouwd en openbaarmaking daarvan duidelijk niet is gerechtvaardigd. Volgens de rechter is dat in dit geval niet te beoordelen, omdat zonder verdere informatie niet kan worden vastgesteld dat de beschuldigingen in het geheel geen basis hebben.
      Hoewel de berichten zelf geen enkel bewijs bieden voor de juistheid van de beschuldigingen, kan in dit kort geding niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de beschuldigingen ongegrond zijn. Zonder verdere feitelijke informatie kan nu eenmaal niet geheel worden uitgesloten dat er mogelijk wel een deugdelijke feitelijke basis is. Als die basis er is, is denkbaar dat deze uitlatingen onder de omstandigheden van het geval niet onrechtmatig zijn en de vrije meningsuiting dus niet beperkt behoort te worden.

      Aanspreken op uitlatingen

      Dat neemt niet weg dat de man in de gelegenheid moet worden gesteld om in contact te treden met de Facebookgebruiker en deze op de uitlatingen aan te spreken, oordeelt de rechter. Daarvoor is het noodzakelijk dat Meta hem de identificerende gegevens van deze gebruiker verstrekt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de man zwaarder wegen dan die van de (anonieme) Facebookgebruiker en die van Facebook. De vordering tot het verstrekken van informatie over uitlatingen in eventuele andere Facebookgroepen wordt afgewezen, omdat de man daar op dit moment onvoldoende belang bij heeft.

       

      Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

      Vragen? Neem contact met ons op

        Indien een schuldenaar een zogenaamde ‘daad van bekendheid’ verricht als reactie op een aan hem gericht verstekvonnis, gaat ook de verzet termijn lopen. Dit geldt eveneens als de schuldenaar per e-mail reageert.  

        Bekijk hier onze rechtsgebieden

        Het verzet moet binnen vier weken na de betekening van het vonnis of betekening van het derdenbeslag aan de veroordeelde in persoon of na het plegen van een daad van bekendheid worden ingediend. Het gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch oordeelde in een zaak die diende op 9 maart 2021 dat ook een inhoudelijke reactie per e-mail van de schuldenaar kan worden gezien als een daad van bekendheid.

        Daad van bekendheid

        Wordt dit verzet niet binnen vier weken ingediend, dan is het bezwaar te laat ingesteld. Volgens het gerechtshof heeft de schuldenaar dan al een daad van bekendheid verricht door een inhoudelijke reactie te geven, nadat aan hem per e-mail door de executerende deurwaarder het bij verstek gewezen vonnis is toegezonden.
        Wat ging vooraf aan deze zaak? Een schuldenaar wordt opgeroepen om te verschijnen bij de kantonrechter in Eindhoven in verband met een vordering tot betaling van huur(achterstand) en ontbinding van een huurovereenkomst van zijn woning
        De dagvaarding is niet in persoon betekend, maar in een gesloten envelop achtergelaten op het adres. Enkele weken later wordt de schuldenaar bij verstek veroordeeld en wordt de bestaande huurovereenkomst ontbonden. Ook gelast de rechter ontruiming van de huurwoning.

        Verstekvonnis betekend

        Een kleine maand later is het verstekvonnis, bij gebrek aan een bekende woon- of verblijfplaats van de schuldenaar, betekend aan het Openbaar Ministerie. Hierin wordt ook vermeld wanneer de ontruiming van de huurwoning gaat plaatsvinden. De datum van ontruiming wordt negen dagen van tevoren ook gepubliceerd in het Eindhovens Dagblad.

        Bekijk hier onze incasso diensten

        Mailwisseling

        Vervolgens krijgt de behandelende deurwaarder een e-mail van de schuldenaar. Die stelt dat hij door een kennis is geïnformeerd over de op handen zijnde huisuitzetting. Ook geeft hij aan dat hij hierover geen aankondiging heeft ontvangen en duidelijkheid wil over de zaak. Hierna volgt een mailwisseling met het deurwaarderskantoor. Het kantoor stuurt de schuldenaar daarbij de drie aanmaningsbrieven, de dagvaarding en het vonnis van de kantonrechter. De schuldenaar probeert vervolgens nog uitstel te krijgen voor de ontruiming, maar de opdrachtgever gaat hier niet in mee.

        Verzet termijn verstreken

        Het hof stelt allereerst vast dat de schuldenaar noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep, heeft betwist dat hij in de voor deze zaak relevante periode gebruik heeft gemaakt van het e-mailadres en dat hij pas in hoger beroep via dit e-mailadres heeft
        gecorrespondeerd met het deurwaarderskantoor. Mede op grond hiervan komt het hof tot het oordeel dat de termijn om in verzet te komen al lang is verstreken en het rechtsmiddel van verzet te laat is ingesteld.

         

        Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

        Vragen? Neem contact met ons op

          Het gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch oordeelde onlangs dat een administratiekantoor zo’n 70.000 euro moet terugbetalen aan een van haar klanten. Deze klant, een beveiligingsbedrijf, heeft ongewild jarenlang teveel salaris betaald aan haar oproepkrachten. Volgens het gerechtshof had het administratiekantoor kunnen weten dat het uitbetaalde loon niet conform de bedrijfstak-CAO was.  

          Bekijk hier onze rechtsgebieden

          Wat is er aan de hand? In 2014 neemt het beveiligingsbedrijf het klantenbestand en werknemers over van een andere partij. Een administratie- en adviesbureau gaat vanaf dezelfde datum de salarisadministratie verzorgen. Dit bureau besteedt deze werkzaamheden echter uit aan een ander kantoor.

          Wijziging in CAO

          In 2019 besluit het beveiligingsbedrijf om samen te gaan werken met een ander administratiekantoor. Dit kantoor ontdekte bij controle van salarisadministratie dat over de periode januari 2014 tot en met mei 2019 door het beveiligingsbedrijf geldelijke adv-uitkeringen zijn gedaan aan oproepkrachten. Maar daarbij is geen rekening gehouden met een eerder doorgevoerde wijziging in de CAO voor beveiligingsbedrijven. De bewuste toeslag is omgezet in een andere beloningsvorm. Het beveiligingsbedrijf doet hierover navraag bij het betreffende administratie- en adviesbureau, dat weer verwijst naar het ingeschakelde kantoor.

          Fouten in salarisadministratie

          Het beveiligingsbedrijf stapt daarop naar de rechter en eist een vergoeding van een kleine 70.000 euro, omdat er fouten zijn gemaakt in de salarisadministratie. De rechtbank wijst deze vergoeding af, omdat het bedrijf alleen opdracht heeft gegeven om de loonstroken te verwerken aan de hand van aangeleverde loonstroken uit 2013. Het beveiligingsbedrijf is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep. Het gerechtshof geeft aan dat bij het begin van de overeenkomst is besproken dat de loonadministratie moet voldoen aan de geldende CAO. Maar dit was alleen het geval als er te weinig salaris werd betaald, stelt het administratiekantoor. Een te hoge salarisbetaling zou behoren tot de vrije beleidsruimte van het beveiligingsbedrijf. Dit zou dan wel in lijn met de CAO zijn. Volgens het gerechtshof blijkt uit dit betoog dat het administratiekantoor vooraf ‘in ieder geval enig onderzoek heeft verricht naar de toepasselijke CAO-bepalingen’.

          Bekijk hier onze incasso diensten

          Toeslag vervallen

          Verder wordt duidelijk dat een medewerkster van het administratiekantoor wel degelijk heeft gezien dat de verplichting tot betaling van een toeslag van vijf procent aan oproepkrachten per eind 2013 was komen te vervallen. De medewerkster heeft dit ook op een loonstrook geschreven, maar daar is niets mee gedaan. Het gerechtshof stelt dat van een bekwame salarisadministrateur mag worden verwacht dat hij het belang van zijn opdrachtgever goed in het oog houdt. Daar hoort ook het belang van een werkgever bij om niet meer uit te betalen aan medewerkers dan op basis van de geldende CAO nodig is.

          Vennoten hoofdelijk aansprakelijk

          Het gerechtshof vindt dat het administratiekantoor na signalering van de medewerkster had moeten navragen of het beveiligingsbedrijf inderdaad meer loon wilde betalen dan in de CAO is afgesproken. De vennoten van het administratiekantoor worden door het gerechtshof hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die het administratiekantoor heeft geleden en moeten deze ook betalen.

           

          Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

          Vragen? Neem contact met ons op

            De krapte op de woningmarkt kan ook bij verhuurders tot onvoorziene omstandigheden leiden. Dat bleek onlangs bij een zaak die voor de rechtbank in Rotterdam diende. Daar spande een man een kort geding aan tegen een woningcorporatie.  

            Bekijk hier onze rechtsgebieden

            De man heeft eerst een woning aangeboden gekregen van de woningcorporatie, maar kwam hiervoor op basis van zijn inkomen vooralsnog niet in aanmerking. De woningcorporatie besluit vervolgens om de woning aan anderen aan te bieden, ondanks dat de man hiertegen bezwaar maakt. De rechtbank stelt de huurder uiteindelijk in het gelijk, omdat de woningcorporatie onzorgvuldig en in strijd met de geldende rangorde heeft gehandeld.

            Afwijzing

            De feiten op een rijtje. Een man krijgt door een woningcorporatie een nieuwbouwwoning aangeboden, die een stuk ruimer is dan de woning die hij op dat moment huurt. De corporatie geeft aan dat hij kandidaat-huurder is en vraagt hem om bepaalde informatie te sturen, zodat beoordeeld kan worden of de man een definitief aanbod kan worden gedaan. Maar dan komt er een kink in de kabel. Op basis van zijn inkomen lijkt de man niet in aanmerking te komen voor de woning. De woningcorporatie neemt hierover telefonisch contact op met de man. De man geeft aan het niet eens te zijn met dit besluit en laat weten bezwaar te gaan maken. Eerst stuurt hij een mail naar de corporatie met het verzoek om de afwijzing te heroverwegen. Daar komt echter geen reactie op. Tegelijkertijd onderneemt de corporatie wel actie om een andere huurder te vinden voor de woning. Zij stellen hiervoor zelfs al een intentieverklaring op met een stel. Hierin wordt aangegeven dat de corporatie de woning voor het stel reserveert en dat vóór de oplevering van de woning een huurovereenkomst wordt gesloten.

            Klacht bij bezwarencommissie

            De oorspronkelijk beoogde huurder dient hierover een klacht in bij de bezwarencommissie, alsook over de afwijzing en de gegevens die hiervoor zijn gebruikt. Zijn klacht wordt gegrond verklaard. De commissie stelt dat het actuele inkomen van de man ook een wettelijke mogelijkheid is om het inkomen aan te tonen. Omdat de corporatie daar geen rekening mee heeft gehouden, is de man ten onrechte gepasseerd. De bezwarencommissie stelt daarop dat de corporatie hem deze of een vergelijkbare woning moet aanbieden in hetzelfde project. In een kort geding bij de de rechtbank Rotterdam eist de oorspronkelijk beoogde huurder dat de corporatie hem binnen twee weken alsnog de woning aanbiedt, of anders binnen drie maanden een woning die vergelijkbaar is qua huurprijs, grootte, aantal kamers, speelmogelijkheden voor kinderen in de omgeving en aard van de woonomgeving.

            Bekijk hier onze incasso diensten

            Bindende uitspraak

            De woningcorporatie vindt in eerste instantie nog altijd dat de man niet voldoet aan de inkomenseis en daarom niet in aanmerking kan komen voor de woning. Daarmee gaat de corporatie voorbij aan de bindende uitspraak van de bezwarencommissie, stelt de voorzieningenrechter. Doordat de woning bovendien al is toegezegd aan een ander stel is deze niet meer beschikbaar, zegt de corporatie. De voorzieningenrechter vindt dat de corporatie hiermee erg onzorgvuldig heeft gehandeld jegens de oorspronkelijk beoogde huurder en geeft aan dat de gevolgen en risico’s hiervan voor rekening van de corporatie moeten komen.  Op basis van de in regelgeving vastgelegde rangorde had de corporatie de woning immers in eerste instantie al aan de man moeten aanbieden.

            Dwangsom

            De woningcorporatie moet de woning binnen twee weken aan de man aanbieden, op straffe
            van een dwangsom. Verder wijst de voorzieningenrechter de vordering toe van de corporatie dat het stel wordt veroordeeld te gedogen dat de corporatie de woning exclusief aan de man aanbiedt. Hierdoor kan worden voorkomen dat de corporatie een huurovereenkomst moet sluiten met twee partijen.

             

            Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

            Vragen? Neem contact met ons op

              Werkgevers moeten hun medewerkers de mogelijkheid bieden om hun jaarlijkse vakantiedagen met behoud van loon op te nemen. Verder moeten werkgevers hun medewerkers tijdig en precies informeren over de vrije dagen. Want vakantiedagen vervallen of verjaren niet als de werkgever de werknemer niet daadwerkelijk in staat heeft gesteld om zijn recht op vakantie uit te oefenen. Dat heeft de Hoge Raad recent geoordeeld. 

              Bekijk hier onze rechtsgebieden

              In de zaak die voorkwam kon de werkgever niet bewijzen dat een werknemer bewust zijn jaarlijkse vakantie niet heeft opgenomen. De werknemer had intussen ruim 250 vakantiedagen opgebouwd. De werkgever moet hem daarom ruim 62.000 euro betalen voor deze opgebouwde, maar nooit opgenomen vakantiedagen.

              Wettelijk opgebouwde vakantiedagen

              De werkgever en werknemer hebben sinds begin 2018 een conflict over het aantal niet opgenomen vakantiedagen. In de arbeidsovereenkomst is afgesproken dat de werknemer recht heeft op 25 vakantiedagen per kalenderjaar, bij een werkweek van veertig uur. De werknemer geeft aan dat hij bij het einde van zijn dienstverband in totaal 251,25 niet-genoten vakantiedagen heeft opgebouwd. Een klein deel hiervan is na een beslissing van de kantonrechter al uitbetaald door de werkgever, maar 222,25 vakantiedagen nog niet. De werkgever vindt dat de wettelijk opgebouwde vakantiedagen van de medewerker van 2012 tot en met 2019 zouden moeten komen te vervallen. De rechter gaat hier niet in mee omdat volgens hem de werkgever onvoldoende kan bewijzen dat hij heeft voldaan aan de zorg- en informatieverplichting ten opzichte van de medewerker.

              Vervalregeling

              De werkgever voert aan dat de werknemer pertinent weigerde met vakantie te gaan en dat hij de werknemer heeft aangespoord om vakantie op te nemen en hem nooit daarvan heeft weerhouden. Verder stelt hij dat hij de niet-genoten vakantiedagen van de werknemer en de (verjarings- en) vervalregeling meerdere malen heeft besproken met de medewerker en dat deze ervan op de hoogte was dat zijn vakantieaanspraak verviel (en verjaarde). Bovendien behandelde de medewerker tijdens zijn dienstverband talloze arbeidszaken over niet-opgenomen vakantiedagen. Hij kende dus ook de vervalregeling, betoogde de werkgever.

              Bekijk hier onze incasso diensten

              Zorg- en informatieverplichting

              Het hof verwerpt dit beroep, want volgens haar heeft de werkgever niet aan zijn ‘zorg- en informatieverplichting’ voldaan, zoals die volgt uit het Max-Planck-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Deze verplichtingen komen erop neer dat de werkgever de werknemer (zo nodig) aan dient te moedigen zijn minimum vakantiedagen op te nemen, hem in staat te stellen dat te doen en hem te informeren over het verlies van niet-opgenomen vakantiedagen aan het einde van een referentie- of overdrachtsperiode. Het gevolg hiervan is, zo vervolgt het hof, dat de niet-genoten wettelijke vakantiedagen niet zijn vervallen en dat de verjaringsbepaling buiten toepassing moet blijven.

              Goede vakantieadministratie

              Uit deze zaak blijkt eens te meer het belang van een goede vakantieadministratie. Werkgevers doen er verstandig aan om hun medewerkers aan het begin van het kalenderjaar én met enige regelmaat schriftelijk te informeren over het saldo aan wettelijke vakantiedagen. Maar ook om werknemers in de gelegenheid te stellen om die dagen op te nemen en ze daartoe ook echt (schriftelijk) aan te sporen. Verder is het belangrijk om werknemers erop te wijzen dat wettelijke vakantiedagen per 1 juli van het opvolgende jaar komen te vervallen indien ze niet tijdig worden opgenomen. Omdat de bewijslast altijd bij de werkgever ligt, is het bovendien verstandig om deze mededelingen ook schriftelijk te bevestigen aan medewerkers.

               

              Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

              Vragen? Neem contact met ons op

                Een afvaldienst stapt naar de rechter om de arbeidsovereenkomst met een chauffeur uit Polen te ontbinden. De man is in eigen land veroordeeld tot twee vrijheidsstraffen en moet deze in Nederland uitzitten. De rechtbank in Amsterdam oordeelt dat detentie een reden kan zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond (andere gronden). 

                Bekijk hier onze rechtsgebieden

                Het bedrijf geeft bij de rechter aan dat de werknemer door zijn detentie langdurig afwezig zal zijn en dus zijn werkzaamheden niet kan uitvoeren. Daarom kan niet worden verlangd van het bedrijf dat zij de arbeidsovereenkomst met de medewerker laat voortduren. De langdurige detentie kan volgens het bedrijf worden beschouwd als een omstandigheid van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.

                Strafbare feiten

                De medewerker stelt dat hij zich jaren geleden in Polen heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten waarvoor in Nederland hoogstwaarschijnlijk een taakstraf zou zijn opgelegd. Verder heeft hij op aanraden van de rechter gratie aangevraagd, waarbij het kan zijn dat er binnen enkele maanden een positieve uitspraak zal zijn op het gratieverzoek.

                H-grond

                De rechter vindt dat detentie een reden kan zijn voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond (andere gronden). In de Memorie van Toelichting wordt detentie van een werknemer specifiek als voorbeeld genoemd van één van de mogelijke ontbindingsmogelijkheden op de h-grond. Omdat de medewerker een langdurige gevangenisstraf moet uitzitten, is van die omstandigheid sprake. Toch hoeft detentie niet altijd tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te leiden. Dit is per geval afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. In deze zaak wordt de arbeidsovereenkomst toch ontbonden, omdat werknemer een lange tijd niet aan zijn verplichtingen uit zijn arbeidsovereenkomst kan voldoen.

                Bekijk hier onze incasso diensten

                Transitievergoeding

                De werkgever vindt ook dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van de medewerker en dat hij daarom geen transitievergoeding hoeft te betalen. Daar oordeelt de kantonrechter anders over. Die vindt niet dat de medewerker ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, omdat de strafbare feiten niet zijn gebeurd tijdens het dienstverband met het bedrijf. Deze hebben al veel eerder plaatsgevonden. Verder is niet betwist dat in het Nederlandse rechtssysteem hoogstwaarschijnlijk geen gevangenisstraf, maar een taakstraf zou zijn opgelegd. Waarschijnlijk zou de werknemer in dat geval wel gewoon zijn werkzaamheden voor het bedrijf hebben kunnen uitvoeren. De rechter vindt dat de medewerker wél recht heeft op de wettelijke transitievergoeding.

                 

                Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                Vragen? Neem contact met ons op

                  Medewerkers hebben wettelijk recht op volledig loon over hun vakantie. Dit geldt ook voor het doorbetalen van vaste onregelmatigheidstoeslagen. Een bedrijf mag hierover geen afspraken maken die nadelig zijn voor hun medewerkers. De Hoge Raad bepaalde onlangs dat loon en onregelmatigheidstoeslag ook moet worden doorbetaald over bovenwettelijke vakantie, zelfs als deze toegekende vakantieuren worden ingezet voor andere doeleinden. 

                  Bekijk hier onze rechtsgebieden

                  Wat is het geval? NS kent werknemers meer vakantie toe dan de wettelijk voorgeschreven minimum vakantieuren. Wettelijk gezien hebben werknemers recht op het volledige loon over hun vakantie. Dit geldt ook voor de vaste onregelmatigheidstoeslagen van medewerkers. Maar in 2016 heeft de NS hierover afspraken gemaakt met de vakbonden. De werknemers kregen destijds met terugwerkende kracht tot 2012 een onregelmatigheidsvergoeding over hun wettelijke vakantieuren. In de gemaakte afspraken was geen rekening gehouden met de onregelmatigheidstoeslag over de boven het wettelijk minimum toegekende vakantieuren.

                  Bovenwettelijke uren

                  Een aantal medewerkers is het hier niet mee eens en stapt naar de rechter. Zij eisen ook betaling van onregelmatigheidstoeslag over hun bovenwettelijke uren. NS stelt dat dit bij bovenwettelijke vakantie niet verplicht is. Daarnaast geldt deze wettelijke verplichting volgens het bedrijf niet als vakantieuren zijn ingezet voor andere doelen, zoals werktijdverkorting. Het gerechtshof wijst de vordering van de werknemers echter toe. NS gaat vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. Ook die stelt de werknemers grotendeels in het gelijk. De Hoge Raad vindt dat een aanspraak op vrije tijd in de wet onder het begrip ‘vakantie’ valt. Zeker als deze vrijetijdsaanspraak bedoeld is om de werknemer in verband met zijn werkbelasting de gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning. Indien de vrijetijdsaanspraak met dit doel is verleend, verandert de aard van deze aanspraak niet als de toegekende uren later worden ingezet voor andere doeleinden. Volgens de Hoge Raad is vooral het moment van toekenning van doorslaggevend belang.

                  Bekijk hier onze incasso diensten

                  Verlof

                  In de CAO zijn de wettelijke verlofuren en de bovenwettelijke vrije uren beide opgenomen onder het kopje verlof. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van verlof. In de uitvoering is dat onderscheid er ook niet: aan de werknemers wordt per jaar een bepaald aantal verlofuren toegekend, zonder onderscheid in wettelijke verlofuren en vrije uren, en in het administratieve computersysteem is voor hen de onderverdeling tussen wettelijke verlofuren en vrije uren ook niet zichtbaar. De verplichting om het volledige loon te betalen, geldt in de wet voor alle vakantieuren. In dit geval dus eveneens voor de uren die boven het wettelijke minimum zijn toegekend. Omdat de onregelmatigheidstoeslag ook deel uitmaakt van het loon, moet ook dit tijdens vakantie worden doorbetaald.

                   

                  Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                  Vragen? Neem contact met ons op

                    Een 52-jarige man die zijn vader heeft geholpen om een einde aan zijn leven te maken, krijgt hiervoor geen straf. Dat heeft het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch bepaald. De rechtbank in Limburg legde de man eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op. 

                    Bekijk hier onze rechtsgebieden

                    De feiten dateren uit 2016. In november van dat jaar hielp de man zijn vader om een einde aan zijn leven te maken. Hij kocht hiervoor hulpmiddelen en heeft ook de benodigde installatie in elkaar gezet voor zijn vader. De zoon is vervolgens bij zijn vader gebleven tot die was overleden en heeft een dag later de politie ingelicht.

                    Eerlijke verhaal

                    Gedurende het onderzoek van de politie tot aan de zitting in hoger beroep heeft de man openheid van zaken gegeven en het eerlijke verhaal verteld. Het hof is er daardoor van overtuigd dat de man heeft gehandeld uit naastenliefde. De advocaat van de man heeft gepleit voor primair ontslag van rechtsvervolging voor zijn cliënt, omdat er volgens hem sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand. De man en zijn zus hebben verklaard dat hun vader reeds vele jaren te maken had met ernstige medische klachten. De laatste maanden voor zijn dood werden deze klachten alleen maar erger. De zieke man weigerde echter om een arts in te schakelen, omdat hij bang was om een medisch traject in te gaan en aangaf dat hij geen vertrouwen had in de doctoren.

                    Arts raadplegen

                    Verder blijkt uit het dossier dat de vader met meerdere personen heeft gesproken over het feit dat hij zelf een einde aan zijn leven wilde maken. Hij deed ook zelf een poging daartoe, maar deze poging mislukte. Vervolgens heeft de aan zijn zoon gevraagd of die hem wilde helpen. De zoon geeft aan dat hij nog heeft geprobeerd om zijn vader op andere gedachten te brengen, maar dat hij uiteindelijk toch heeft toegegeven aan diens wens. Hij heeft hierover niet met anderen gesproken en ook geen huisarts geraadpleegd. Het Hof vindt dat de man hiervoor op zijn minst een arts had moeten raadplegen. Die had bijvoorbeeld meer kunnen vertellen over eventuele medicatie en hoe hij zou moeten omgaan met het leed van zijn vader.

                    Bekijk hier onze incasso diensten

                    Schuldig maar geen straf

                    Het verlenen van hulp bij zelfdoding of toepassen van euthanasie is strafbaar, tenzij gepleegd door een arts. Deskundigen hebben de zoon onderzocht en zij stellen vast dat de man niet kampt met psychische stoornissen of beperkingen en dat het risico op herhaling laag is. De man wordt door het gerechtshof wel schuldig verklaard voor het bieden van hulp bij de zelfdoding van zijn vader, maar het hof ziet geen meerwaarde meer in het opleggen van een straf.

                     

                    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                    Vragen? Neem contact met ons op

                      1 2 3 9