Om conservatoir beslag te kunnen laten leggen hoeft een rechter slechts summier onderzoek te doen of de vordering van een schuldeiser gegrond is. Hij hoeft dus geen uitgebreid onderzoek in te stellen naar de vraag wie gelijk heeft in een zaak. Die vraag dient beantwoord te worden in een aparte rechtszaak. Dat een vordering wordt betwist door een schuldenaar is voor een rechter dan ook geen reden om een verzoek tot conservatoir beslag door een schuldeiser af te wijzen.

Bekijk hier onze rechtsgebieden

Een dergelijke zaak speelde recent In een procedure bij het Gerechtshof Amsterdam. Het Hof oordeelde dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam een verkeerde maatstaf had toegepast bij het beslissen omtrent de verlening van verlof tot het leggen van beslag.

Werkzaamheden niet goed uitgevoerd

Wat was er aan de hand? Een woningcorporatie heeft enkele jaren eerder een overeenkomst gesloten met een isolatiebedrijf voor het uitvoeren van isolatiewerkzaamheden aan ongeveer duizend huurwoningen van de woningcorporatie. Later wordt ook nog een aanvullende overeenkomst gesloten waarbij wordt afgesproken dat het bedrijf ook dakisolatiewerkzaamheden gaat uitvoeren. Bij een latere controle stelt de woningcorporatie echter vast dat het isolatiebedrijf haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Bij tientallen woningen blijkende daken onvolledig te zijn geïsoleerd en is er te weinig isolatiemateriaal aangebracht, waarvoor wel is betaald. Het isolatiebedrijf stelt dat de werkzaamheden volgens de opleverrapportages wel deugdelijk zijn uitgevoerd en dat het niet de bedoeling was dat alle zolders volledig geïsoleerd zouden worden. Bovendien zijn er tijdens de projectperiode en tijdens de oplevering geen gebreken gemeld, waardoor het isolatiebedrijf zich niet meer aansprakelijk voelt voor eventuele schade.

Deugdelijk

De woningcorporatie verzoekt de voorzieningenrechter vervolgens om conservatoir beslag te leggen bij het isolatiebedrijf. Naast het verzoekschrift wordt hierbij door de woningcorporatie ook de dagvaarding én conclusie van antwoord in het geschil overlegd aan de voorzieningenrechter. Daarin staan niet alleen de eisen en standpunten van de schuldeiser, maar ook de verweren en de eis in reconventie van de verwerende partij. Dit blijkt teveel informatie voor de voorzieningenrechter. Die oordeelt dat de standpunten van beide partijen pal tegenover elkaar staan en dat zij niet kan bepalen wie gelijk heeft. Hierdoor kan volgens de voorzieningenrechter ook niet worden vastgesteld of het verzoek tot conservatoir beslag van de schuldeiser summier deugdelijk is. Daarom wordt het verzoek afgewezen.  

Bekijk hier onze incasso diensten

Summier onderzoek

De voorzieningenrechter stelde zich naar aanleiding hiervan op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld of de vordering van verzoeker summier deugdelijk is en wees het verzoek dan ook af. De woningcorporatie gaat daarop in hoger beroep bij het Gerechtshof, omdat het verzoek tot conservatoir beslag volgens haar aan de hand van een verkeerde maatstaf is beoordeeld. Volgens in artikel 700 lid 2 Rv beslist de voorzieningenrechter na summier onderzoek. Dat onderzoek vereist enkel dat op grond van de stellingen van de verzoeker en hetgeen deze ter onderbouwing daarvan heeft aangevoerd, summierlijk moet blijken van de deugdelijkheid van de vordering tot verzekering waarvan het beslag strekt. 

Onjuiste maatstaf

Het Hof stelt de schuldeiser in het gelijk en oordeelt dat de voorzieningenrechter inderdaad niet de maatstaf zoals die is vastgelegd in art. 700 lid 2 Rv – summier onderzoek – heeft toegepast. De voorzieningenrechter is met haar beslissing summier onderzoek te boven gegaan en heeft met haar inhoudelijke oordeel een onjuiste maatstaf toegepast. Het Hof vernietigt daarom de eerdere beschikking en verleent alsnog verlof voor het leggen van conservatoir beslag.

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

Vragen? Neem contact met ons op

    Wanneer een politieteam een inval doet bij een verdachte om bewijs te verzamelen, gaat dit vaak gepaard met het inbeuken van de voordeur. Maar wie draait er vervolgens op voor de schade die hierdoor ontstaat? Volgens de Hoge Raad moet de Staat deze schade vergoeden.

    Bekijk hier onze rechtsgebieden

    De vraag wie de ontstane schade door politie-invallen moet betalen, stond centraal in de zaak Staat/Wherestad. Daarbij ging het om twee politie-invallen in huurwoningen van Wherestad waarbij voor enkele duizenden euro’s schade wordt veroorzaakt door de politie. Bij de invallen werd een hoeveelheid drugs gevonden.

    Schadevergoeding geëist

    Verhuurder Wherestad heeft vervolgens bij de Staat schadevergoeding geëist. De kantonrechter en het hof oordeelden in deze zaak dat de schade aan het pand buiten het normale maatschappelijk risico valt, zodat de Staat in beginsel schadeplichtig is. Doordat de verhuurder geen verwijt kan worden gemaakt voor het gedrag van de huurder, vinden de kantonrechter en het hof het niet billijk dat de verhuurder toch zou opdraaien voor de schade van de invallen.

    In cassatie

    De Staat heeft moeite met de toepassing van de billijkheidscorrectie van het hof en gaat daarom in cassatie bij de hoge raad. Volgens de Staat wordt de toerekeningsregel van art. 6:101 lid 2 BW in feite buitenspel gezet met deze uitspraak. 

    Deze regel luidt als volgt:
    ‘Betreft de vergoedingsplicht schade, toegebracht aan een zaak die een derde voor de benadeelde in zijn macht had, dan worden bij toepassing van het vorige lid omstandigheden die aan de derde toegerekend kunnen worden, toegerekend aan de benadeelde.’  

    Bekijk hier onze incasso diensten

    Toerekeningsregel

    De Hoge Raad komt aan deze klachten alleen niet toe. Het verweer van de Staat had namelijk al moeten stranden bij de vraag of de toerekeningsregel in een geval als dit überhaupt kan worden toegepast. Dat is volgens de Hoge Raad niet het geval, waarmee zij terugkomt op haar beslissing in het Wherestad-arrest. Het gegeven dat het hier gaat om schade die buiten het normale maatschappelijk risico van de benadeelde valt, verhoudt zich volgens de Hoge Raad niet met de toerekeningsregel van art. 6:101 lid 2 BW, die aangeeft dat de schade (in beginsel ) toch voor risico van de benadeelde komt.

    Billijkheidscorrectie

    In het voetspoor van het Wherestad-arrest werd tevens aangenomen dat de toerekeningsregel van art. 6:101 lid 2 BW – vanwege het laakbare gedrag van de huurder – in beginsel zou meebrengen dat de vergoedingsplicht van de Staat op grond van ‘eigen schuld’ kwam te vervallen. Uiteindelijk werd de Staat door de kantonrechter en het hof toch veroordeeld om de schade op grond van de billijkheidscorrectie van art. 6:101 lid 1 BW toch voor 100 procent te vergoeden. Aangezien de verhuurder geen verwijt kon worden gemaakt voor het gedrag van de huurder, werd niet billijk geacht dat hij daar toch voor zou opdraaien. Deze schade behoorde immers niet tot ‘het normale maatschappelijke risico’ of het ‘normale bedrijfsrisico’ van de verhuurder.

    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

    Vragen? Neem contact met ons op

      Een medewerkster van een fastfoodketen komt door ziekte thuis te zitten en weigert mee te werken aan een reïntegratietraject. De fastfoodketen legt de medewerkster daarom een loonsanctie op en besluit vervolgens om haar op staande voet te ontslaan. Het Gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch vindt dit een te zware sanctie. Zij oordeelt dat het verlies van recht op loon al een zware sanctie is. De fastfoodketen moet daarom alsnog overgaan tot betaling van het salaris, vakantietoeslag en vakantiedagen.

      Bekijk hier onze rechtsgebieden

      Wat is er aan de hand? Een medewerkster van een fasfoodketen zit al enkele maanden ziek thuis en geeft geen gehoor aan de oproep van haar werkgever om aangepaste werkzaamheden te verrichten. Dit terwijl de bedrijfsarts vindt dat dit wel mogelijk is. Na een mailwisseling met de medewerkster kondigt de fastfoodketen een loonsanctie aan.

      Twee keer gesommeerd

      De medewerkster wordt nog twee keer gesommeerd om het werk te hervatten, maar geeft hieraan geen gehoor. De fastfoodketen besluit daarop om het loon van de medewerkster niet uit te betalen. Een week later volgt opnieuw een waarschuwing en geeft de fastfoodketen aan dat het gevolgen kan hebben voor de functie en het dienstverband als de medewerkster blijft weigeren om reïntegratiewerkzaamheden te gaan verrichten. De medewerkster reageert per mail op de sommaties, maar hervat de werkzaamheden niet. Zes dagen later wordt ze door de fastfoodketen op staande voet ontslagen.

      Onrechtmatig

      De medewerkster start daarop een zaak bij de kantonrechter, omdat zij vindt dat haar ontslag onrechtmatig is. De kantonrechter stelt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Daarop gaat de medewerkster in hoger beroep bij het Gerechtshof. Dit oordeelt dat een ontslag op staande voet een uiterst middel dient te zijn en dat een werkgever daarvan met terughoudendheid gebruik dient te maken. Uitgangspunt van de wet is volgens het hof dat een zieke werknemer bescherming verdient. Het verlies van het recht op loon is al een heel zware sanctie. Dat moet niet daar bovenop ook nog eens leiden tot verlies van de baan.  

      Bekijk hier onze incasso diensten

      Ontbindingsverzoek

      Ontslag op staande voet is dus niet de de juiste sanctie die werkgevers moeten treffen bij het niet meewerken aan reïntegratie bij ziekte volgens het Gerechtshof. Beter is om een loonsanctie toe te passen. Mocht dit na verloop van tijd geen effect hebben, dan kan een ontbindingsverzoek worden ingediend vanwege ernstig verwijtbaar handelen.

      Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

      Vragen? Neem contact met ons op

        Indien in een arbeidsovereenkomst geen of geen geldig concurrentie- of relatiebeding is opgenomen, dan kan een werknemer zijn voormalig werkgever beconcurreren. Daarom is het voor werkgevers belangrijk om altijd een duidelijk concurrentie- en relatiebeding op te nemen in hun arbeidsovereenkomsten. Doen zij dit niet en ontpopt een oud-werknemer zich ineens tot concurrent, dan kan dit onrechtmatig zijn. Het is dan aan de werkgever om dit voor de rechter te bewijzen.

        Bekijk hier onze rechtsgebieden

        De rechtbank Rotterdam moest onlangs oordelen over een zaak waarin een schoonmaakbedrijf een ex-werknemer beschuldigde van onrechtmatig handelen. De medewerker was na een dienstverband van ruim twee jaar met wederzijds goedvinden uit dienst getreden bij het schoonmaakbedrijf. In de arbeidsovereenkomst was geen concurrentie- of relatiebeding opgenomen.

        Vertrouwelijke informatie

        Na het vertrek van de werknemer zegt één van de klanten van het schoonmaakbedrijf drie lopende contracten op. Hiermee gaat een aanzienlijk deel van de omzet van het bedrijf verloren. Deze klant sluit vervolgens nieuwe overeenkomsten met het nieuw opgerichte bedrijf van de ex-werknemer van het schoonmaakbedrijf. Het schoonmaakbedrijf stapt daarop naar de rechter en stelt dat de ex-medewerker onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens het schoonmaakbedrijf heeft hij de desbetreffende klant nog tijdens zijn dienstverband actief hebben benaderd om met hem in zee te gaan. De contracten met desbetreffende klant werden direct opgezegd nadat de ex-medewerker uit dienst was getreden. Bovendien zou de werknemer volgens zijn ex-werkgever op stelselmatige en substantiële wijze gebruik hebben gemaakt van vertrouwelijke informatie van het schoonmaakbedrijf.

        Bewijs leveren voor onrechtmatige concurrentie

        De ex-werknemer verklaarde daarentegen dat hij zelf was benaderd door de desbetreffende klant, omdat zij ontevreden waren over het schoonmaakbedrijf. Ook is er volgens hem geen sprake van een duurzame relatie tussen het schoonmaakbedrijf en desbetreffende klant, omdat zij pas drie jaar met elkaar samenwerkten. De rechtbank Rotterdam geeft het schoonmaakbedrijf vervolgens de opdracht om te bewijzen dat er sprake is van onrechtmatige concurrentie door haar ex-werknemer. Het lukt het schoonmaakbedrijf niet om dit bewijs te leveren, waardoor de rechter de vordering afwijst.  

        Bekijk hier onze incasso diensten

        Concurrentie- en relatiebeding

        Conclusie: vorderingen wegens onrechtmatige concurrentie worden in de praktijk niet snel toegewezen. Vooral omdat werkgevers vaak niet of onvoldoende in staat zijn om de feiten en omstandigheden te bewijzen die aan de onrechtmatige daad ten grondslag zijn gelegd. Een duidelijk concurrentie- en relatiebeding in een arbeidsovereenkomst kan deze problemen voorkomen.

        Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

        Vragen? Neem contact met ons op

          Nadat de politie bij een saunaclub drugs en wapens vindt en dit verhaal in de media komt, wil ING haar bankrelatie met de club beëindigen. De saunaclub vecht dit besluit met succes aan tot bij de bodemrechter. Die weegt daarbij zwaar mee dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren.

          Bekijk hier onze rechtsgebieden

          De saunaclub heeft bij ING een betaalrekening en daarnaast een overeenkomst ‘verpakt afstorten’, waarmee contant geld kan worden gestort bij de bank. Uit eigen onderzoek van ING blijkt dat de saunaclub in een jaar in totaal bijna vijf miljoen euro aan contant geld heeft gestort en circa één miljoen aan pintransacties. De bank vindt bovendien dat de leiding van de saunaclub onvoldoende gegevens heeft aangeleverd om de herkomst van deze gelden te kunnen achterhalen. Hierdoor kan ING niet kan garanderen dat haar rekeningen niet worden gebruikt voor witwassen. De bank laat de klant daarom weten dat zij de relatie met de saunaclub wil beëindigen.

          Contant geld storten

          Een aantal rechtszaken volgt, waarbij de saunaclub eist dat ING zowel de betaalrekening als de overeenkomst om contant geld te storten herstelt. Maar de bank is van mening dat zij allebei de diensten niet meer hoeft aan te bieden aan de saunaclub.

          Betaalrekening aanhouden

          De rechtbank wijst de eisen van de saunaclub af, maar het Gerechtshof haalt een streep door dit vonnis en oordeelt dat ING de saunaclub in staat moet stellen om een betaalrekening aan te houden. De overeenkomst ‘verpakt afstorten’ hoeft ING van het hof niet te herstellen. Het hof heeft het belang van ING in deze zaak afgewogen tegen het belang van de saunaclub en is tot de conclusie gekomen dat tussen deze belangen onevenredigheid bestaat. Maar het belang van ING staat volgens het hof in dit geval niet in de weg tot een verplichting om een betaalrekening aan te bieden aan de saunaclub. Volgens het hof hebben banken contractsvrijheid, maar is dit recht niet onbegrensd. Zij stelt dat banken op grond van hun maatschappelijke positie ook ten aanzien van niet-consumenten (zoals bedrijven), verplicht zijn om een betaalrekening aan te bieden. Het hof stelt bovendien dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren.  

          Bekijk hier onze incasso diensten

          Risico op witwassen

          ING gaat nog in cassatie tegen deze uitspraak, maar de Hoge Raad verwerpt dit beroep.
          Voor wat betreft de overeenkomst tot het faciliteren van het storten van contant geld krijgt de bank wel gelijk van het gerechtshof. Volgens het hof is het risico op witwassen bij de saunaclub door verschillende omstandigheden redelijk groot te achten. Klanten hoeven zich bijvoorbeeld niet te legitimeren bij de club en een groot deel van de betalingen gebeurt in contanten. Het hof geeft aan dat het ook mogelijk is voor de saunaclub om een bedrijf te runnen zonder over faciliteiten voor het storten van contant geld te beschikken.

          Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

          Vragen? Neem contact met ons op

            De vervaltermijn van wettelijke vakantiedagen leidt regelmatig tot onduidelijkheden binnen organisaties. Dit was ook het geval bij een zaak die diende bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Een arbeidsongeschikte medewerkster, van wie de arbeidsovereenkomst op 30 juni 2019 eindigde, heeft volgens het Gerechtshof geen recht meer heeft op uitbetaling van haar wettelijke vakantiedagen van 2016 en 2017, maar wel op die van 2018.

            Bekijk hier onze rechtsgebieden

            De vrouw werkte als sectormanager voor een stichting in de gehandicaptenzorg, maar wordt bij een reorganisatie per 1 juli 2017 boventallig verklaard en vrijgesteld van werkzaamheden. In oktober 2017 meldt de werkneemster zich ziek. De bedrijfsarts denkt in eerste instantie dat de klachten van de werkneemster terug te voeren zijn op de ontstane situatie. Later verandert hij van gedachten en oordeelt hij alsnog dat er sprake is van ziekte.

            Ontbinding arbeidsovereenkomst

            Tegelijkertijd lopen de spanningen tussen de medewerkster en de zorginstelling op. Dit leidt uiteindelijk tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter met ingang van 1 juli 2019. Wel speelt er nog een geschil over de uitbetaling van 55 niet genoten wettelijke vakantiedagen over 2016, 2017 en 2018. Volgens de zorginstelling zijn deze vakantiedagen vervallen, omdat de medewerkster deze dagen niet voor 1 juli 2019 heeft opgenomen.

            Vervaltermijn van wettelijke vakantiedagen

            De kantonrechter wijst de vordering van de werkneemster tot uitbetaling van de vakantiedagen om die reden af, maar de werkneemster gaat hiertegen in hoger beroep bij het gerechtshof. Bij de beoordeling door het Gerechtshof speelt mee dat het Europese Hof van Justitie in 2018 heeft bepaald dat werkgevers geen beroep kunnen doen op de vervaltermijn van wettelijke vakantiedagen indien medewerkers niet nauwkeurig en tijdig zijn geïnformeerd dat zij hun recht op vakantie verliezen als de vakantiedagen niet binnen de vervaltermijn worden opgenomen. Die regels heeft het Gerechtshof in deze zaak ook toegepast.  

            Bekijk hier onze incasso diensten

            Tijdig opnemen

            Het hof oordeelt dat de vakantiedagen van 2016 zijn vervallen, omdat de medewerkster bij het eindigen van de vervaltermijn op 1 juli 2017 nog niet arbeidsongeschikt was. Daarnaast heeft de werkgever de medewerkster ook geïnformeerd over de vervaltermijn en ertoe aangespoord om de vakantiedagen tijdig op te nemen. De vakantiedagen van 2017 zijn volgens het hof eveneens vervallen, omdat de medische toestand van de medewerkers niet zodanig was dat zij geen vakantie kon opnemen. Door het arbeidsconflict was enkel sprake van arbeidsongeschiktheid voor het werk bij de huidige werkgever.

            Vervaldatum voor vakantiedagen

            Voor de vakantiedagen van 2018 wordt de medewerkster wel in het gelijk gesteld door het Gerechtshof. Volgens het hof was de vervaldatum voor deze vakantiedagen 1 juli 2019, terwijl de laatste dag van de arbeidsovereenkomst van de medewerksters op 30 juni 2019 was vastgesteld. Omdat de uitbetaling van deze niet opgenomen vakantiedagen op 30 juni 2019 had moeten plaatsvinden, was de werkgever verplicht om deze vakantiedagen uit te betalen.

            Worstelt u ook met vragen over de vervaltermijn van wettelijke vakantiedagen? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

            Vragen? Neem contact met ons op

              De Eerste Kamer heeft onlangs ingestemd met de nieuwe griffierecht categorieën voor lagere geldvorderingen. Daardoor worden de kosten voor griffierechten voor vorderingen van 500 euro tot 5.000 euro lager.

              Bekijk hier onze rechtsgebieden

              Voor geldvorderingen in kantonzaken gelden nu nog drie categorieën:

              • voor vorderingen met een beloop van 500 euro of lager bedraagt het tarief voor rechtspersonen, natuurlijke personen en min- en onvermogenden respectievelijk 124 euro, 83 euro en 83 euro;
              • voor vorderingen met een beloop van meer dan 500 euro tot en met 12.500 euro bedraagt het tarief respectievelijk 499 euro, 236 euro en 83 euro;
              • voor vorderingen met een beloop van meer dan 12.500 euro bedraagt het tarief respectievelijk 996 euro, 499 euro en 83 euro.

              Scheve verhouding tussen vordering en griffierecht

              In de huidige situatie is het griffierecht voor een vordering van een rechtspersoon met een financieel belang van 501 euro dus even hoog als het griffierecht voor een vordering van 12.500 euro (499 euro per 1 januari 2020). Met name de hoogte van het griffierecht voor rechtspersonen in verhouding tot een geldvordering van net boven de 500 euro wordt hierbij als problematisch ervaren: de hoogte van het griffierecht (499 euro) staat bij deze lagere geldvorderingen niet goed in verhouding tot de hoogte van de vordering (501 euro).

              Hoogte griffierecht belemmert vaak stap naar rechter

              Het gaat in deze categorie vaak om vorderingen van rechtspersonen (zoals MKB’ers, woningbouwcorporaties of ziektekostenverzekeraars) die betaling eisen van openstaande rekeningen van burgers. Vanwege de huidige hoogte van het griffierecht zien kleine ondernemers er steeds vaker vanaf om met onbetaalde rekeningen van net boven de 500 euro naar de rechter te stappen. Een ander probleem doet zich voor als een natuurlijk persoon een procedure verliest die door een rechtspersoon tegen hem is gevoerd en vervolgens het hogere griffierecht moet vergoeden dat de rechtspersoon als eiser heeft betaald. Bij zaken waarbij schuldeisers betaling eisen van onbetaalde rekeningen gaat het vaak om burgers die in een financieel benarde situatie zitten of (problematische) schulden hebben en zo alleen maar dieper in de problemen komen.  

              Bekijk hier onze incasso diensten

              Vier nieuwe griffierecht categorieën

              Om tegemoet te komen aan deze bezwaren wordt voorgesteld om voor lagere geldvorderingen in kantonzaken meer griffierecht categorieën te introduceren. Hierdoor komt het griffierecht meer in lijn te liggen met de hoogte van de vordering. De tarieven voor min- en onvermogenden blijven hierbij in de drie nieuwe categorieën ongewijzigd 83 euro.

              De nieuwe indeling voor rechtspersonen en natuurlijke personen in kantonzaken wordt dan als volgt:

              • voor vorderingen met een beloop van 500 euro of lager blijft het tarief 124 euro voor rechtspersonen en 83 euro voor natuurlijke personen.
              • voor vorderingen met een financieel belang van meer dan 500 euro tot en met 1.500 euro zal het tarief respectievelijk 312 euro en 208 euro bedragen.
              • voor vorderingen van meer dan 1.500 euro tot en met 2.500 euro zal het tarief respectievelijk 354 euro en 236 euro bedragen.
              • voor vorderingen van meer dan 2.500 euro tot en met 5.000 euro zal het tarief respectievelijk 472 euro en 236 euro bedragen.
              • voor vorderingen van meer dan 5.000 euro tot en met 12.500 euro zal het tarief respectievelijk 672 euro en 318 euro bedragen;
              • voor vorderingen van meer dan 12.500 euro tot en met 25.000 euro zal het tarief respectievelijk 1.342 euro en 672 euro bedragen.

              Het moment waarop de vier nieuwe griffierecht categorieën daadwerkelijk ingaan, wordt bij Koninklijk Besluit bepaald.

              Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

              Vragen? Neem contact met ons op

                Bij een incident in een café in Eindhoven krijgt een vrouw een glas, dat een jongen op een hoger gelegen verdieping naar beneden heeft laten vallen, op haar hoofd. Deze persoon blijkt nadien niet meer te traceren. De vrouw heeft behoorlijk wat last van de naweeën van het incident en stelt het café daarom secundair aansprakelijk. De rechter oordeelt echter dat het café niet aansprakelijk is voor de schade van de vrouw.

                Bekijk hier onze rechtsgebieden

                De vrouw is van mening dat het café een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd door op de bovenverdieping mensen met glaswerk te laten staan of glaswerk op de balustrade te laten plaatsen. Zij vindt dat het café bescherming tegen vallend glaswerk had moeten laten plaatsen, zoals een scherm of gespannen net. Ook had het café volgens de vrouw op de bovenverdieping gebruik kunnen maken van plastic bekers, om het gevaar op vallend glas te verminderen.

                Geen eerdere incidenten

                Het café geeft in haar verweer aan dat de horecagelegenheid sinds 2015 in zijn huidige vorm bestaat en er sinds die tijd niet eerder een incident met vallende glazen is gebeurd. Door de hoogte van de reling van de balustrade en de naastgelegen tafels is de kans dat een glas naar beneden zou vallen volgens het café zo klein, dat daarmee geen rekening hoefde te worden gehouden.

                Geen sprake van onrechtmatige gevaarzetting

                De rechtbank vindt dat er geen sprake is van onrechtmatige gevaarzetting van de zijde van het café en wijst de aansprakelijkheid af. De rechter geeft eveneens aan dat de inrichting van het café niet uitnodigt om glaswerk op de reling van de balustrade te plaatsen. Daarnaast blijkt uit camerabeelden van een willekeurige drukke avond in het café, vergelijkbaar met de avond waarop het incident plaatsvond, dat er geen sprake is van een gevaarlijke situatie in het café. Daarnaast stelt de rechtbank dat de toedracht van het ongeval onvoldoende vaststaat om het café een verwijt te maken dat bepaalde veiligheidsmaatregelen zijn nagelaten. Het is immers niet duidelijk geworden waardoor het glas uiteindelijk naar beneden is gevallen. 

                Bekijk hier onze incasso diensten

                Secundaire partijen worden vaker aansprakelijk gesteld

                Het komt steeds vaker voor dat secundaire partijen als overheden, scholen, horecagelegenheden en sportverenigingen aansprakelijk worden gesteld voor schade die door iemand anders is veroorzaakt. Als de directe schadeveroorzaker niet meer te vinden is, dan kan het aansprakelijk stellen van een secundaire partij een manier zijn om de geleden schade toch nog op iemand te verhalen. Het slachtoffer moet dan echter wel met goede argumenten kunnen onderbouwen dat de secundaire partij ook écht steken heeft laten vallen op het gebied van veiligheidsmaatregelen bij gevaren die voorzien hadden kunnen worden. In deze zaak oordeelt de rechter dat het café niet tekort is geschoten in het treffen van bepaalde veiligheidsmaatregelen met het oog op een voorzienbaar gevaar en dus ook niet secundair aansprakelijk kan worden gesteld.

                Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                Vragen? Neem contact met ons op

                  Indien een werknemer door arbeidsongeschiktheid langdurig thuis komt te zitten, dan mag een werkgever na zes maanden zijn leaseauto innemen zonder hiervoor enige vorm van compensatie te hoeven betalen. Dat bepaalde het Gerechtshof in Den Haag onlangs in een uitspraak.

                  Bekijk hier onze rechtsgebieden

                  In de betreffende zaak ging het over de vraag of een werknemer, die na zes maanden ziekte zijn leaseauto heeft moeten inleveren, recht heeft op een financiële vergoeding van zijn werkgever voor het verlies van het privégebruik van de auto.

                  Mobiliteitsregeling

                  De werknemer had een leaseauto, die hij ook voor privédoeleinden mocht gebruiken. In de Mobiliteitsregeling van het bedrijf is opgenomen dat indien een werknemer arbeidsongeschikt raakt, hij de leaseauto na zes maanden arbeidsongeschiktheid dient in te leveren.

                  Compensatie

                  De betreffende medewerker wordt op 4 april 2018 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Zes maanden later moet hij zijn leaseauto inleveren. De medewerker is het hier niet mee eens en start een kort geding. Daarin vordert hij van zijn werkgever een compensatie voor het verlies van het privégebruik van de leaseauto. De kantonrechter oordeelt echter dat de leaseauto niet onder het recht op loon bij ziekte valt. 

                  De medewerker stapt vervolgens naar het gerechtshof. Het hof buigt zich over de volgende vragen: 

                  1. Is de Mobiliteitsregeling van het bedrijf van toepassing op de arbeidsovereenkomst?
                  2. Valt het privégebruik van een leaseauto onder het recht op loon bij ziekte?

                  Voor wat betreft de eerste vraag vindt de werknemer dat de Mobiliteitsregeling niet van toepassing is en dat zijn werkgever daarom niet gerechtigd was om de leaseauto zonder enige vorm van compensatie in te nemen tijdens zijn arbeidsongeschiktheid. Het Gerechtshof gaat hier echter niet in mee. Zij oordeelt dat de werknemer met de Mobiliteitsregeling heeft ingestemd door akkoord te gaan met de Personeelsgids én door in de leaseovereenkomst te verklaren dat hij kennis heeft genomen van de Mobiliteitsregeling. De betreffende bepaling is dus wél van toepassing op de arbeidsovereenkomst.

                  Bekijk hier onze incasso diensten

                  Privégebruik leaseauto

                  Ook over de vraag of het privégebruik van een leaseauto onder het recht op loon bij ziekte valt, is het Gerechtshof duidelijk. In de wetsgeschiedenis van artikel 7:629 BW zijn volgens het hof geen aanwijzingen te vinden dat het privégebruik van een leaseauto onder het recht op loon bij ziekte valt. De Mobiliteitsregeling is dus niet bedoeld om een werknemer na het verlies van het privégebruik van zijn leaseauto nog aanspraak te geven op een vergoeding voor dat verlies. Het hof oordeelt dan ook dat de werkgever de leaseauto na zes maanden arbeidsongeschiktheid op juiste gronden heeft ingenomen en dat zij nadien niet gehouden is een vergoeding te betalen voor het verlies van het privégebruik van de leaseauto.

                  Eenzijdige inname van leaseauto

                  Steeds meer werkgevers hebben vragen over wat zij kunnen op het gebied van leaseauto’s, nu medewerkers veel meer thuiswerken en dus minder kilometers hoeven te reizen met hun leaseauto. Voor werkgevers kan het interessant zijn om in een mobiliteitsregeling of leaseovereenkomst goede afspraken te maken over mogelijkheden tot eenzijdige inname van de leaseauto.

                  Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                  Vragen? Neem contact met ons op

                    Een werknemer van een chemiebedrijf in Dordrecht, die ernstig hoestend op zijn werk verscheen en ondanks een dringend verzoek van zijn collega’s weigerde om naar huis te gaan, is volgens de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam terecht ontslagen.

                    Bekijk hier onze rechtsgebieden

                    Vrijwel alle bedrijven in Nederland werken inmiddels met een Corona protocol. Eén van de belangrijkste regels van de Rijksoverheid om Corona terug te dringen is ook dat werknemers die verkoudheidsklachten hebben thuis moeten blijven.

                    Werken met ernstige verkoudheidsklachten

                    Een medewerker van een chemiebedrijf ging op 15 maart 2020 met ernstige verkoudheidsklachten toch gewoon werken. Meerdere collega’s horen hem die dag ernstig hoesten en adviseren hem daarom om naar huis te gaan. Volgens de werknemer is het echter allemaal niet zo erg en komt het waarschijnlijk door zijn bronchitis. Hij weigert daarom om naar huis te gaan. Maar een dag later meldt hij zich alsnog ziek en drie dagen later geeft hij aan zijn werkgever door dat hij positief is getest op Corona.

                    Verwijtbaar handelen

                    De werkgever start daarop een procedure om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen van de werknemer, dan wel een verstoorde arbeidsrelatie, dan wel een combinatie van deze zaken. De kantonrechter is het eens met de werkgever dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld door met verkoudheidsklachten te gaan werken en niet naar huis te gaan, ondanks dat collega’s hem adviseerden om dit wel te doen. Toch vindt de kantonrechter dat alleen dit verwijtbaar handelen van de werknemer nog geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.

                    Bekijk hier onze incasso diensten

                    Vertrouwen van collega’s beschaamd

                    Maar met zijn verwijtbare gedrag heeft de medewerker ook het vertrouwen van zijn collega’s beschaamd. Dit vertrouwen is bovendien nog meer verstoord geraakt doordat hij zich de volgende dag alsnog heeft ziek gemeld, heeft laten testen en Corona bleek te hebben. De vrees van zijn collega’s dat hij mogelijk Corona had, bleek dus werkelijkheid te zijn. Door in de gerechtelijke procedure vervolgens vol te houden dat de verklaringen van zijn collega’s niet geloofwaardig zijn, heeft hij de vertrouwensbreuk alleen maar groter gemaakt.

                    Geen berouw

                    De werknemer had moeten toegeven dat hij op die bewuste dag een fout heeft gemaakt, door niet naar huis te gaan. Hij bleef echter bij zijn eigen gelijk en toonde ook geen berouw. Er bestond die dag zeker een risico dat hij collega’s kon besmetten en waarschijnlijk is ook één andere collega door hem besmet geraakt. Volgens de kantonrechter is het daarom niet meer mogelijk voor de werknemer om terug te keren bij de werkgever en opnieuw met zijn voormalige collega’s te gaan samenwerken.

                    Ontbinding arbeidsovereenkomst

                    De kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam ontbindt de arbeidsovereenkomst en kent de medewerker de wettelijke transitievergoeding toe. Het verzoek van de medewerker voor toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen, omdat zijn werkgever niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

                    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                    Vragen? Neem contact met ons op