De Eerste Kamer heeft onlangs ingestemd met een wetsvoorstel over de verkorting van de wettelijke betalingstermijn voor grote ondernemingen in hun handelsrelatie met mkb-ondernemingen. Deze betalingstermijn mag in de toekomst niet langer dan 30 dagen bedragen.

Bekijk hier onze rechtsgebieden

In het nieuwe wetsvoorstel wordt de maximale toelaatbare betaaltermijn verkort van 60 naar 30 dagen. Indien grote ondernemingen een factuur pas na meer dan 30 dagen betalen, dan zijn zij wettelijke handelsrente verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt. Leveranciers die een afhankelijke relatie hebben met een grote onderneming en hun facturen te laat betaald krijgen, mogen tot vijf jaar nadat de overeenkomst is beëindigd deze wettelijke rente vorderen.

Machtspositie

Voor grote ondernemingen die mkb-ondernemingen als schuldeiser hebben, geldt nu nog dat ze een betaaltermijn kunnen afspreken van maximaal 60 dagen. In de praktijk is gebleken dat vaak langere betaaltermijnen worden gehanteerd dan 30 dagen, waardoor een betaaltermijn van 30 dagen of minder eerder uitzondering dan regel is. Ook na de vorige wetsaanpassing (een uiterste betaaltermijn van 60 dagen, waarbij de norm betalen binnen 30 dagen ongewijzigd is gebleven) zijn grote ondernemingen mkb-leveranciers gemiddeld
genomen niet sneller gaan betalen. Grote ondernemingen maken op dit moment vaak gebruik van hun machtspositie om een langere betaaltermijn af te dwingen, zodat zij op deze wijze veel werkkapitaal naar zich toe kunnen trekken, ten nadele van de mkb-bedrijven. De verwachting is dat een wettelijke aanscherping van de maximale termijn tot 30 dagen wel gaat bijdragen aan een verbetering van het betaalgedrag.

Bekijk hier onze incasso diensten

Betaalachterstanden voorkomen

Het tijdig betalen van facturen is vooral belangrijk om de kasstroom van mkb-bedrijven te verbeteren en beoogt onder andere om betaalachterstanden bij deze bedrijven te voorkomen. Want indien facturen niet op de afgesproken tijd betaald worden, kan dit het financiële beheer van bedrijven bemoeilijken. Daarnaast hebben late betalingen vaak een negatieve invloed op de kaspositie, het concurrentievermogen en de levensvatbaarheid van ondernemingen. Vertragingen in betaling van facturen kunnen leiden tot liquiditeitsproblemen van een onderneming en in het meest ernstige geval zelfs tot een faillissement. Deze negatieve gevolgen zijn vooral merkbaar in tijden dat het economische getij tegenzit. Want veel mkb-bedrijven zijn voor hun voortbestaan sterk afhankelijk van tijdige betalingen van hun openstaande facturen en hebben vaak geen andere middelen om eventuele betalingsachterstanden op te vangen.

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

Vragen? Neem contact met ons op

    Een advocatenkantoor dat juridische bijstand heeft verleend aan een installatiebedrijf, dat enkele weken later faillissement aanvraagt, hoeft haar honorarium niet terug te betalen. De curator, die terugbetaling van het geld vorderde. werd zowel door de kantonrechter als het gerechtshof in het ongelijk gesteld.

    Bekijk hier onze rechtsgebieden

    De feiten op een rijtje: een installatiebedrijf verkeert financieel in zwaar weer en de verkoop van het bedrijf mislukt. Bovendien is één van de bestuurders van het bedrijf ernstig ziek. Het bedrijf schakelt een advocatenkantoor in voor juridische bijstand.

    Eigen faillissementsaanvraag

    Een advocaat van dit kantoor onderzoekt de verschillende scenario’s voor het bedrijf en adviseert uiteindelijk dat een eigen faillissementsaanvraag de beste optie is. Het advocatenkantoor handelt deze aanvraag vervolgens ook zelf af en de rechtbank spreekt niet veel later het faillissement van het bedrijf uit. Een week van tevoren stuurt het advocatenkantoor nog twee facturen van in totaal 6.400 euro en deze worden direct betaald. Ook een derde factuur van ruim 1.800 euro, die na het faillissement wordt gestuurd aan een voormalige bestuurder, wordt betaald vanuit een gelieerde vennootschap van deze persoon.

    Betalingen paulianeus

    De curator is niet blij met de gang van zaken en vindt de betalingen aan het advocatenkantoor paulianeus. Volgens hem had het bedrijf de declaraties van het advocatenkantoor met het faillissement in zicht, nooit mogen betalen. Om die reden kaart de curator de zaak aan bij de kantonrechter, met de eis dat het advocatenkantoor het volledige bedrag van de declaraties terugbetaalt. De kantonrechter wijst deze vordering af, waarna de curator naar het gerechtshof Noord-Nederland stapt. Maar ook die wijst de vordering van de curator af.

    Bekijk hier onze incasso diensten

    Beloning voor werkzaamheden

    Volgens het hof ligt een betalingsafspraak tussen de twee partijen in dit geval alleszins voor de hand. Daarnaast stelt het hof dat de curator de afspraak tussen beide partijen onvoldoende heeft betwist. Ook belangrijk is dat de betalingsafspraak tussen beide partijen geen onverplicht karakter heeft. De gedane betalingen aan het advocatenkantoor waren een beloning voor de werkzaamheden die de advocaten hebben verricht in hun poging om het bedrijf alsnog van de ondergang te redden. Ook geeft het hof aan dat het niet om buitensporige betalingen gaat.

    Toegang tot rechtsbijstand

    Net als het advocatenkantoor vindt het hof dat de curator in deze zaak een ‘te eng begrip’ hanteert in relatie tot wat moet worden verstaan onder ‘faillissements-gerelateerd’. Ook benadrukt het hof dat een maatschappelijk ongewenste situatie kan ontstaan dat een partij niet in aanmerking kan komen voor rechtsbijstand bij een mogelijk faillissement, omdat de aangezochte advocaat het risico loopt of denkt te lopen onbetaald te blijven. Hierdoor kan de toegang tot behoorlijke rechtsbijstand worden geblokkeerd, terwijl die op dat moment juist dringend nodig is.

     

    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

    Vragen? Neem contact met ons op

      Een werknemer moet na de overname van het bedrijf aanzienlijk langer reizen. Daarom dient hij bij de kantonrechter een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. Hierin stelt hij dat sprake is van een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden en dat daarom van hem niet verlangd kan worden dat de arbeidsovereenkomst met de nieuwe Duitse werkgever wordt voortgezet. De kantonrechter bepaalt dat de werknemer recht heeft op schadevergoeding vanwege een gemiste opzegtermijn en op een transitievergoeding.

      Bekijk hier onze rechtsgebieden

      De feiten op een rijtje: een Brabants bedrijf dat actief is in wellness- en cosmeticaproducten wordt verkocht aan een Duitse onderneming. Als gevolg hiervan is de werkplek van de werknemer verplaatst naar Duitsland. Om zijn werk te kunnen blijven doen, moet de werknemer 480 kilometer (enkel) reizen. De werknemer geeft daarom bij zijn werkgever ruim voor de overgang al aan dat de verhuizing van de bedrijfsactiviteiten voor hem teveel nadelen met zich meebrengt en dat het daarom voor hem niet mogelijk is om mee over te gaan.

      Aanmerkelijke wijziging

      Hierdoor ontstaat een geschil tussen de werkgever en werknemer. Daarbij doemt de vraag op of er door de overname van het bedrijf nog sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de oud-werkgever en werknemer en zo ja, of de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden? Maar ook of sprake is van een aanmerkelijke wijziging in de arbeidsvoorwaarden van de werknemer door de overgang van onderneming en of hij hierdoor recht heeft op bepaalde vergoedingen.

      Werkgever is schadeplichtig

      De werknemer dient bij de kantonrechter een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in, waarin hij stelt dat sprake is van een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden en dat van hem niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten met de nieuwe Duitse werkgever. De kantonrechter is ook van mening dat sprake is van een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden. In zo’n geval draait de werkgever op voor de gevolgen die zijn verbonden aan het verbreken van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. Het bedrijf is schadeplichtig voor de nog resterende opzegtermijn én moet het loon betalen over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij een normale opzegging nog had geduurd (ruim 14.400 euro).

      Bekijk hier onze incasso diensten

      Transitievergoeding

      In lijn met een eerdere uitspraak van het Hof Justitie van de Europese Unie oordeelt de kantonrechter dat de werkgever een schadevergoeding verschuldigd is wegens het beëindigen van de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn. Als begin van de opzegtermijn neemt de kantonrechter de datum waarop de werknemer het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend. De werkgever moet ook een transitievergoeding betalen. De hoogte hiervan wordt berekend aan de hand van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de opzegtermijn in acht zou zijn genomen. In dit geval bijna 30.000 euro.

      Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

      Vragen? Neem contact met ons op

        Een bedrijf in financieel zwaar weer mag onder bepaalde omstandigheden besluiten om het loon van haar medewerkers eenzijdig te verlagen. Tot die uitspraak kwam de rechtbank in Overijssel onlangs. Enkele werknemers, die het niet eens waren met een structurele eenzijdige loonsverlaging, stapten naar de rechter om dit besluit ongedaan te maken. Maar zij werden in het ongelijk gesteld.

        Bekijk hier onze rechtsgebieden

        In deze zaak draait het om een productiebedrijf dat al langere tijd in problemen verkeerd. Ook na een eerdere reorganisatie blijft het bedrijf rode cijfers draaien. De continuïteit van de organisatie komt daardoor onder druk te staan. Een grote kostenpost van het bedrijf zijn de salarissen van de medewerkers. Daarom wil de werkgever toe naar lagere lonen en besluit hij eenzijdig het loon te verlagen. De ondernemingsraad van het bedrijf gaat akkoord met het voorstel, maar een aantal medewerkers is het hier niet mee eens en stapt naar de kantonrechter.

        Primaire arbeidsvoorwaarde

        De rechter oordeelt dat loon een primaire arbeidsvoorwaarde is en werkgevers dit in principe niet eenzijdig mogen verlagen. Er moet hiervoor overeenstemming worden bereikt tussen beide partijen en dat is in dit geval niet het geval.

        Goed werknemerschap

        De centrale vraag in deze zaak is daarom: Is de weigering van de medewerkers om akkoord te gaan met een lager salaris in strijd met goed werknemerschap? Om deze vraag te kunnen beantwoorden verwijst de rechter naar de maatstaf van het Stoof/Mammoet-arrest van de Hoge Raad.

        De volgende zaken zijn daarbij van belang:
        – Zijn de gewijzigde omstandigheden voor de werkgever aanleiding om een voorstel tot wijziging te doen?
        – Zo ja, is er dan sprake van een redelijk voorstel, gezien de omstandigheden?
        – Zo ja, mag aanvaarding van het voorstel in redelijkheid verwacht worden van de werknemers?

        In deze zaak constateert de rechtbank dat de werkgever in grote financiële problemen verkeerd. Eerdere maatregelen om deze problemen het hoofd te bieden hebben onvoldoende resultaat opgeleverd.

        Bekijk hier onze incasso diensten

        Gewijzigde omstandigheden

        De rechtbank vindt dat voldoende is onderbouwd dat sprake is van gewijzigde omstandigheden om met een voorstel tot loonsverlaging te komen.
        In het verlengde daarvan vindt de rechtbank ook dat het in dit geval niet onredelijk is dat de werkgever een loonoffer verlangt van haar medewerkers. Dit omdat de ingreep noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming en medewerkers hierdoor hun baan kunnen behouden.

        De rechtbank stelt in haar uitspraak dat het bedrijf in dit geval het loon eenzijdig mocht verlagen en dat de medewerkers het voorstel van hun werkgever niet hadden mogen weigeren.

        Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

        Vragen? Neem contact met ons op

          Een beroepschauffeur die onder invloed van alcohol tijdens zijn werk een eenzijdig ongeval heeft veroorzaakt, dient er rekening mee te houden dat hij de schade van bijna 120.000 euro moet vergoeden aan de verzekeraar. Dat is de uitkomst van een uitspraak van de kantonrechter in Utrecht.

          Bekijk hier onze rechtsgebieden

          In deze zaak draait het om een chauffeur van een melktankwagen die om 10.00 uur in de ochtend betrokken raakt bij een eenzijdig verkeersongeval. Bij het ongeval kantelt de melktankwagen en raakt deze zwaar beschadigd.

          Schade verhalen

          Om 12.00 uur wordt een alcoholcontrole gehouden bij de chauffeur en blijkt dat hij bijna twee keer meer alcohol in zijn bloed heeft dan wettelijk is toegestaan. De verzekeraar vergoedt de schade aan de werkgever, ondanks dat in de polisvoorwaarden schade die plaatsvindt als de bestuurder onder invloed van alcohol verkeert, van de dekking is uitgesloten. Vervolgens start de verzekeraar een zaak bij de kantonrechter om de schade op de werknemer te verhalen.

          Wettelijk verboden

          De kantonrechter geeft aan dat vaststaat van de chauffeur onder invloed van alcohol heeft gereden en dat dit wettelijk is verboden. Van een beroepschauffeur mag volgens de rechter ook worden verwacht dat hij zich voortdurend bewust is van het gevaar van het rijden onder invloed van alcohol. De dagelijkse routine die het rijden voor hem is, kan geen reden zijn voor verminderde aandacht voor de gevaren waartoe het gebruik van alcohol in het verkeer kan leiden, nog afgezien van het feit dat het rijden onder invloed niet is toegestaan op grond van de toepasselijke cao.

          Bekijk hier onze incasso diensten

          Bewust roekeloos gehandeld

          Dat de chauffeur toch is gaan rijden met alcohol in zijn lichaam, rekent de kantonrechter hem extra aan. Hij oordeelt dat voldoende vaststaat dat de chauffeur onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval bewust roekeloos heeft gehandeld door onder invloed van twee keer zoveel alcohol als wettelijk toegestaan achter het stuur te gaan én blijven zitten. Door te gaan rijden in de wetenschap dat hij onder invloed was van alcohol, heeft de chauffeur volgens de kantonrechter het risico op een ongeval aanmerkelijk vergroot. Dit is in de praktijk ook gebleken, doordat de melktankwagen waarmee de chauffeur onderweg was, is gekanteld.

          Causaal verband betwist

          De chauffeur betwist in zijn betoog het causaal verband tussen het rijden onder invloed en het ongeval. Hij is van mening dat het ongeval ook zonder alcoholgebruik zou hebben kunnen plaatsvinden. Daarbij wijst hij onder meer op de niet verharde, zachte berm, het grote hoogteverschil tussen de berm en het wegdek en de slechte weersomstandigheden met veel regen en wind.

          Voorlopige uitspraak kantonrechter

          De kantonrechter stelt in zijn voorlopige uitspraak de chauffeur in de gelegenheid om zijn standpunt dat het ongeval sowieso zou zijn gebeurd, ook als hij niet onder invloed van alcohol was geweest, te bewijzen. Hij krijgt hiervoor twee weken de tijd. Maar de kans dat de chauffeur alsnog kan bewijzen dat de schade niet het gevolg is geweest van het alcoholgebruik, lijkt erg klein. Hij moet er daarom ernstig rekening mee houden dat hij de schade aan de verzekeraar zal moeten vergoeden.

          Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

          Vragen? Neem contact met ons op

            Het gerechtshof Amsterdam deed onlangs een opmerkelijke uitspraak in een geschil tussen een koffieketen en een franchisenemer. Het hof stelde dat het door middel van een beroep op onvoorziene omstandigheden gerechtvaardigd was, dat een franchisenemer tijdens lockdowns in verband met Corona minder franchisefee had betaald.

            Bekijk hier onze rechtsgebieden

            Het beroep op onvoorziene omstandigheden is in de afgelopen jaren veelvuldig gebruikt door huurders om huurkorting te bedingen bij hun huurbaas, maar werd nog niet eerder op deze manier ingezet. Daarmee lijkt het hof de deur open te zetten voor franchisenemers (in door corona getroffen sectoren) om omzetafhankelijke franchise fees gedeeltelijk onbetaald te laten, of zelfs terug te vorderen.

            Omzet misgelopen

            In deze zaak draait het om een geschil tussen een koffieketen en een franchisenemer. De franchisenemer refereert hierbij dat hij door de lockdowns niet open mocht en daardoor net als veel andere horecabedrijven flink veel omzet is misgelopen. Dit voert hij als een van de redenen aan waarom hij niet steeds de volledige huur en een lagere franchisefee heeft betaald aan de koffieketen.

            Onvoorziene omstandigheden

            Het gerechtshof beschouwt dit als een beroep op onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 lid 1 BW en acht dat beroep terecht gedaan. In haar uitspraak schrijft zij hierover het volgende

            ‘In de mogelijkheid van de uitbraak van een crisis als van deze omvang hebben partijen in de franchiseovereenkomst niet voorzien of (kennelijk) beoogd te voorzien. Onjuist is om de gevolgen hiervan eenzijdig voor rekening en risico van franchisenemer te laten komen. Een verdeling van dat risico (op de voet van 50/50) voor de maanden waarin de vestiging geheel dan wel deels moest worden gesloten vanwege door de overheid opgelegde coronamaatregelen, ligt meer voor de hand.’

            Bekijk hier onze incasso diensten

            Minder franchisefee

            In dit geval bedroeg de franchisefee 4 procent van de omzet van de franchisenemer. Het is logisch dat in geval van een lockdown de omzet daalt en dat daardoor al minder franchisefee wordt betaald. Anders dan bij de meeste huurovereenkomsten is in dit geval dus geen sprake van maandelijks vaste bijdrage.

            Nieuwe rechtsregel

            Het hof lijkt hier echter aan voorbij te gaan in deze uitspraak. Tegelijkertijd lijkt hiermee een nieuwe rechtsregel te worden geïntroduceerd die het voor franchisenemers (die flink last hebben gehad van Corona) mogelijk maakt om hun omzetafhankelijke franchise fee voor de helft onbetaald te laten of misschien alsnog terug te vorderen bij hun franchiseformule.

            Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

            Vragen? Neem contact met ons op

              Werkgevers hebben een vergaande zorg- en informatieverplichting tegenover hun werknemers over hun vakantiedagen. Zij moeten hiervoor niet alleen een administratie bijhouden, maar moeten medewerkers ook aanmanen om vakantiedagen op te nemen. Doen zij dit niet, dan kan hen later worden verweten dat zij hun zorg- en informatieverplichting jegens hun medewerkers niet goed hebben uitgevoerd.

              Bekijk hier onze rechtsgebieden

              Het Gerechtshof Den Haag gaf in een uitspraak onlangs antwoord op de vraag wanneer wettelijke vakantiedagen vervallen dan wel verjaren.

              Conflict over genoten vakantiedagen

              In deze zaak gaat het om een werknemer die al sinds 2005 in dienst is van een advocatenkantoor. In die jaren heeft de werknemer 265,5 vakantiedagen opgebouwd, maar niet opgenomen. In 2018 ontstaat een conflict tussen werkgever en werknemer over het aantal genoten vakantiedagen. Dit escaleert zodanig dat de werkgever naar de kantonrechter stapt en verzoekt om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De werknemer vordert daarbij uitbetaling van alle opgebouwde, maar niet-genoten vakantiedagen. De kantonrechter gaat daar voor een deel in mee en veroordeelt de werkgever tot betaling van 22 vakantiedagen.

              Werknemer vordert uitbetaling

              Daarop gaat de werknemer in hoger beroep en vordert uitbetaling van de overige vakantiedagen. De werkgever stelt zich op het standpunt dat deze vakantiedagen zijn vervallen dan wel verjaard en de werknemer dus geen aanspraak kan maken op een vergoeding terzake van deze vakantiedagen. Op grond van artikel 7:640a BW vervalt de aanspraak op de wettelijke vakantiedagen zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin zij zijn opgebouwd, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Daarnaast bepaalt artikel 7:642 BW dat onverminderd artikel 7:640a BW een rechtsvordering tot toekenning van vakantie verjaart door verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd.

              Bekijk hier onze incasso diensten

              Europese wet- en regelgeving

              Maar op grond van Europese wet- en regelgeving heeft de werkgever een vergaande zorg- en daarmee samenhangende informatieverplichting jegens zijn werknemer opdat de werknemer gebruikmaakt van zijn of haar recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon. Zo moeten werkgevers volgens de Europese wetgeving hun werknemers tijdig en op transparante wijze informeren over hun openstaande vakantiedagen en wijzen op de gevolgen van het niet-opnemen hiervan, dat aanspraak op deze dagen na verloop van tijd komt te vervallen.  Indien medewerkers hiervan niet volledig op de hoogte zijn en hun vakantiedagen niet opnemen, dan heeft de werkgever zijn zorg- en informatieverplichting jegens de betreffende werknemer volgens het Europees recht veronachtzaamd.

              Onvoldoende gestimuleerd

              In deze zaak heeft de werkgever haar medewerker volgens het Gerechtshof onvoldoende gestimuleerd vakantie op te nemen en onvoldoende gewezen op de gevolgen van het niet-opnemen van vakantie. De werkgever stelt in haar verweer dat de medewerker zich wel degelijk bewust was van de gevolgen van niet-opnemen van vakantie. De medewerker was nota bene zelf advocaat. Maar het Gerechtshof gaat hier niet in mee en wijst de vordering van de werknemer toe. De werkgever moet daarom de niet genoten vakantiedagen en ook de bovenwettelijk opgebouwde vakantiedagen alsnog uitbetalen.

              Tips voor werkgevers

              Tot slot een aantal tips voor werkgevers:

              – Informeer werknemers aan het begin van het kalenderjaar duidelijk over het aantal vakantiedagen;
              – Wijs werknemers erop dat de vakantiedagen vervallen zes maanden na het jaar waarin die dagen zijn opgebouwd.
              – Bied werknemers concreet, proactief en tijdig de gelegenheid om vakantie op te nemen.
              – Zet werknemers er zo nodig toe aan om hun opgebouwde verlof op te nemen.


              Meer weten over dit onderwerp? N
              eem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

              Vragen? Neem contact met ons op

                Consumenten die online iets bestellen en dit niet tijdig aanmelden voor retournering als ze het toch niet willen, kunnen vervolgens alsnog opdraaien voor de kosten van het product. Dat is de uitkomst van een uitspraak die de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam onlangs deed.

                Bekijk hier onze rechtsgebieden

                In deze zaak draaide het om een consument die online een product had besteld bij bol.com. De consument is niet tevreden over het product en stelt dat hij het vervolgens retour heeft gestuurd. Maar dit moet dan echter wel gebeuren binnen de afgesproken termijnen die zijn vermeld in de koopovereenkomst. Aan deze termijnen wordt in dit geval niet voldaan.

                Ontbindingsrecht

                Om van zijn ontbindingsrecht gebruik te kunnen maken moet de consument binnen dertig dagen na levering van het product aan bol.com laten dat hij de overeenkomst wil ontbinden. Dit kan bijvoorbeeld door op zijn account bij bol.com de retournering aan te melden. Vervolgens dient hij daarna binnen twee weken het product terug te sturen.

                Retourneringsbewijs

                De consument voert in dit geval als verweer aan dat hij het product retour heeft gestuurd via een supermarkt, maar dat hij geen retourneringsbewijs heeft ontvangen. Maar het is echter aan de consument om te bewijzen dat hij de retournering tijdig heeft aangemeld en het product heeft teruggestuurd. In dit geval heeft de consument volgens de kantonrechter niet aangetoond dat hij de retournering tijdig heeft aangemeld en ook niet dat hij het product tijdig heeft teruggezonden.  

                Bekijk hier onze incasso diensten

                Vordering wordt toegewezen

                De consument heeft dit niet weersproken, want hij is niet op de rechtzitting verschenen en hij heeft ook niet op de akte van bol.com gereageerd. De kantonrechter vindt het onnodig om hem in de gelegenheid te stellen nader bewijs te leveren van zijn standpunten. Zijn verweer wordt daarom verworpen en de vordering van bol.com wordt toegewezen.

                Voorwaarden

                Conclusie: Koop je online een product en wil je dit vervolgens retourneren? Lees dan goed de voorwaarden voor het aanmelden en terugsturen van producten in de koopovereenkomst en houd je aan de termijnen die hierin worden vermeld. Daarmee voorkom je dat je later alsnog opdraait voor de kosten van het product.


                Meer weten over dit onderwerp? N
                eem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                Vragen? Neem contact met ons op

                  Een Duitse toerist die een vakantie boekt op een vakantiepark in Nederland en de volledige reissom al heeft betaald, maar een dag van tevoren vanwege de Corona-beperkingen alsnog annuleert, krijgt zijn geld niet terug. In de algemene voorwaarden van het vakantiepark is niets vastgelegd over annuleren vanwege Corona. Daardoor blijft de bestaande regeling van kracht. Hierin is bepaald dat een gast het volledige bedrag verschuldigd is indien de reis binnen twee weken voor aanvang van het verblijf, of tijdens het verblijf wordt geannuleerd.

                  Bekijk hier onze rechtsgebieden

                  De toerist annuleerde zijn vakantie in juli 2020 een dag voor de geplande aankomst. Hij gaf als reden aan dat Noord-Holland een risicogebied was op dat moment en dat hij een cruciaal beroep heeft. Het vakantiepark liet de toerist daarop weten dat zijn verblijf niet kon worden omgeboekt op basis van de algemene voorwaarden. De reis kon wel worden geannuleerd door de toerist, maar die krijgt zijn geld niet terug.

                  Stap naar kantonrechter

                  De vakantieboeker is het hiermee niet eens en begint een zaak bij de kantonrechter. Daarin vordert hij terugbetaling van zijn reissom. Hij geeft aan dat op het moment van boeken niet voorzienbaar was dat hij na zijn verblijf 14 dagen in quarantaine zou moeten. Ook was het vanwege de ingestelde maatregelen niet mogelijk voor hem om naar het vakantiepark af te reizen. Daarnaast stelt de Duitse toerist dat de algemene voorwaarden van het vakantiepark in dit geval in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid en dat sprake is van overmacht en onvoorziene omstandigheden.

                  Voor eigen rekening en risico

                  In haar verweer bij de kantonrechter geeft het vakantiepark aan dat zij door de annulering zo kort van tevoren niet meer de kans heeft gehad om het vakantieverblijf aan een andere gast te verhuren. Ook stelt het vakantiepark dat de toerist voor eigen rekening en risico een vakantie heeft geboekt tijdens de Corona-pandemie. Hij heeft bovendien ingestemd met de reserverings- en annuleringsvoorwaarden. Het vakantiepark betaalt zelf ook huur aan de eigenaren van de vakantiewoningen op haar terrein. Hierdoor hebben de ondernemers niet alleen te maken met gederfde omzet, maar ook met extra kosten als zij de toerist een vergoeding moet betalen voor het annuleren.  

                  Bekijk hier onze incasso diensten

                  Geen annuleringsverzekering

                  De kantonrechter benadrukt in zijn uitspraak dat de toerist heeft geboekt tijdens de Corona pandemie. Daarbij heeft hij niet gekozen voor een ander arrangement dat voorzag in onvoorziene omstandigheden, of een annuleringsverzekering die dit zou dekken. Het vakantiepark bood deze annuleringsverzekering wel aan. Daarnaast speelt voor de kantonrechter mee dat het vakantiepark de huur aan de eigenaren van de vakantiehuisjes op het park moet betalen. Verder overweegt de kantonrechter dat de Corona pandemie op het moment van boeking door de toerist al bestond, zodat geen sprake is van een onvoorziene omstandigheid. De vorderingen van de toerist worden daarom afgewezen.


                  Meer weten over dit onderwerp? N
                  eem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                  Vragen? Neem contact met ons op

                    Mogen werkgevers zichtbare tatoeages bij werknemers verbieden tijdens de uitoefening van hun werk? Deze vraag bevindt zich op het snijvlak van het wettelijk instructierecht van de werkgever en het wettelijk grondrecht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemer. Het Gerechtshof in Den Haag oordeelde onlangs echter dat een tatoeage beleid in strijd is met goed werkgeverschap.

                    Bekijk hier onze rechtsgebieden

                    Een openbaar vervoerbedrijf in Rotterdam waarvan de medewerkers tevens actief zijn als Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) hanteerde lange tijd een tatoeage beleid. Daardoor was het deze werknemers verboden om hun tatoeages zichtbaar te hebben tijdens de uitvoering van hun dienst in uniform. Volgens het vervoersbedrijf kan dit afbreuk doen aan het gezag dat een BOA dient uit te stralen. Medewerkers van het vervoersbedrijf die dienst hebben in burgerkleding hoefden tatoeages volgens het beleid echter niet te bedekken. Van hen wordt verwacht dat zij zo onopvallend mogelijk opgaan in de reizende menigte.

                    Grenzen

                    Een medewerker van het openbaar vervoersbedrijf die het hier niet mee eens is met het tatoeage beleid, start een zaak bij de kantonrechter. Daarbij geeft de medewerker aan dat het tatoeage beleid van zijn werkgever niet uitvoerbaar is omdat dit in strijd is met het wettelijk instructierecht van de werkgever en het wettelijk grondrecht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemer. De kantonrechter oordeelde in eerste instantie dat er wel grenzen zitten aan het recht om regels te stellen aan tatoeages en andere lichaamsversieringen, maar dat het tatoeage beleid van het openbaar vervoersbedrijf deze grenzen niet overschrijdt.

                    Hoger beroep

                    De vakorganisatie van het openbaar vervoersbedrijf is het niet eens met deze uitspraak van de kantonrechter en gaat daarom in hoger beroep. De vakorganisatie wil dat het tatoeage beleid van tafel gaat. Het Gerechtshof stelt de vakorganisatie in het gelijk en oordeelt dat  het tatoeage beleid, onder meer vanwege de huidige maatschappelijke opvattingen, geen stand kan houden.  

                    Bekijk hier onze incasso diensten

                    Persoonlijke expressie

                    De uitspraak van de kantonrechter wordt dan ook vernietigd. Volgens het Gerechtshof beperkt het tatoeage beleid van het openbaar vervoersbedrijf de mogelijkheid tot persoonlijke expressie van de medewerkers die hiermee te maken hebben. Dat betekent dat de verplichting om deze tijdens de dienst in uniform bedekt te houden inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer. Dat de werkgever in beginsel mag bepalen hoe hij via zijn werknemers naar buiten wil treden, betekent niet dat dit grondrecht zonder meer terzijde kan worden gesteld met een beroep op het instructierecht. Het Gerechtshof oordeelt daarom dat het tatoeage beleid van het openbaar vervoerbedrijf in strijd is met goed werkgeverschap. 

                    Vrijheid werknemer

                    Conclusie: werkgevers die regels willen stellen rond het verbieden van tatoeages, piercings en andere lichaamsversieringen doen er goed aan om hier een duidelijk beleid in te voeren, waar richting medewerkers helder en zorgvuldig over wordt gecommuniceerd. En dan nog kunnen de regels door een rechter worden getoetst en ertoe leiden dat dit beleid en het toepassen ervan in strijd met goed werkgeverschap wordt geacht of de vrijheid van de werknemer te veel wordt aangetast.

                    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                    Vragen? Neem contact met ons op