Indien aanbieders van consumentenkrediet een incassoprocedure starten bij de rechtbank en de gedaagde niet verschijnt, dan lijkt het in veel gevallen logisch dat de vordering wordt toegewezen. De rechter toetst in verstekzaken doorgaans slechts marginaal of de vordering juist is. Als dit het geval is, wordt deze in principe toegewezen. Toch deed de rechtbank Gelderland onlangs drie keer uitspraak in een incassozaak, waarbij niet de gehele vordering werd toegewezen aan de aanbieder.

Bekijk hier onze rechtsgebieden

In deze zaken gaat het om incassoprocedures waarbij de Europese consumentenrechten uit de richtlijn consumentenkredietovereenkomsten (Richtlijn 2008/48/EG) van toepassing zijn. De rechter toetste daarom ook of de betreffende beschermingsbepalingen correct zijn nageleefd. Dat was in deze zaken niet het geval, waardoor de kredietaanbieders niet de hele vordering kregen toegewezen.

Vervroegde opeisbaarheid niet toegestaan

In de eerste zaak wilde de kredietaanbieder de overeenkomst opzeggen en het volledige bedrag opeisen, omdat de consument de maandelijkse aflossing van het krediet niet nakwam. De rechter wees de kredietaanbieder er vervolgens op dat opzegging en vervroegde opeisbaarheid van het volledige kredietbedrag niet is toegestaan. In de tweede en derde zaak stelt de rechter ambtshalve de vraag of de kredietverstrekker zijn informatieverplichting correct heeft nageleefd tegenover de consument en of tijdig de kredietwaardigheid van de consument is vastgesteld.

Bekijk hier onze incasso diensten

Toetsen

De kantonrechter moet kunnen toetsen of de kredietverstrekker tijdig alle vereiste informatie aan de consument heeft overhandigd. Daarnaast moet de kredietverstrekker concrete bewijzen kunnen overleggen voor wat betreft de kredietwaardigheidstoets van de leningnemer. Alleen een aantal printscreens van documenten (zoals in deze zaken) is niet voldoende. De rechter vernietigde daarom de overeenkomst, omdat deze in strijd is met de openbare orde.

Stukken op orde

Juist bij relatief eenvoudige incassozaken is het dus van belang dat een kredietaanbieder en de gerechtsdeurwaarder of incassobureau het dossier inclusief onderliggende stukken goed op orde hebben en volledig inbrengen in de procedure. Verder bieden de uitspraken van de Rechtbank Gelderland belangrijke aanknopingspunten voor wat betreft de formulering van bedingen in kredietovereenkomsten, de dossieropbouw in het kredietproces en het opstellen van incassovorderingen. Door hier rekening mee te houden kunnen incassobureaus, gerechtsdeurwaarders, kredietverstrekkers en andere partijen actief op de consumptief kredietmarkt mogelijk voorkomen dat de kantonrechter in de toekomst overeenkomsten vernietigd, omdat deze in strijd zijn met de openbare orde.

 

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

Vragen? Neem contact met ons op

    Een werkgever die tijdens de Coronapandemie niet-gewerkte uren van medewerkers op het tijd-voor-tijd saldo in mindering heeft gebracht, had dit niet mogen doen. Dat oordeelde de Rechtbank Gelderland recent in een uitspraak in zaak die door een medewerkster was aangespannen.

    Bekijk hier onze rechtsgebieden

    Wat was er aan de hand? Tijdens de lockdown vanwege de coronapandemie was er onvoldoende werk voor alle werknemers van de werkgever. Die besluit daarop om de niet-gewerkte uren van medewerkers in mindering te brengen op het tijd-voor-tijd saldo of te schrijven als minuren. Een werkneemster is het daar niet mee eens en stapt naar de rechter. Zij eist dat de als gevolg van de Coronacrisis niet-gewerkte uren, die in mindering zijn gebracht op haar tijd voor tijd saldo, worden teruggegeven.

    Verplicht loon doorbetalen

    De kantonrechter stelt de medewerkster in het gelijk. Allereerst biedt de cao geen ruimte om minuren te registeren en in mindering op een eventueel tijd voor tijd saldo te brengen. Daarnaast staat ook artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek (BW) deze maatregel niet toe. In dit wetsartikel staat namelijk dat de werkgever verplicht is om het loon door te betalen als de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht. Tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.

    Bekijk hier onze incasso diensten

    Risico bij werknemer neergelegd

    De Coronapandemie en als gevolg daarvan het niet kunnen werken valt niet binnen het kader van artikel 7:628 BW om in redelijkheid voor rekening van de werknemer te komen. Daarnaast heeft de werkgever op grond van de tijdelijke NOW van de overheid financiële ondersteuning ontvangen om het loon van de medewerkers te kunnen doorbetalen, heeft hij tijdelijk geen bijdrage hoeven te doen aan het Sociaal Fonds en is een voorziene loonsverhoging voor medewerkers tijdelijk uitgesteld. Volgens de kantonrechter heeft de werkgever, door gebruik te maken van een systeem  waarbij de niet-gewerkte uren als minuren worden geregistreerd en uren op het tijd voor tijd saldo af te boeken, het risico van het verminderde werkaanbod feitelijk bij de werknemers neergelegd. Dat het loon van de werknemers steeds is doorbetaald, maakt dat niet anders.

    Geen basis voor registratie van minuren

    Want onder deze omstandigheden worden werknemers door de werkgever verplicht om de geregistreerde minuren later alsnog te werken. Zij krijgen deze daardoor niet als overuren (extra uren) uitbetaald. Dit terwijl de NOW-compensatie voor werkgevers juist bedoeld was om het loon te kunnen betalen, ondanks dat de werknemers geen werk verrichten. Er is dus in de cao en in de wet geen basis te vinden voor de registratie van minuren tijdens de coronapandemie.

    Stilzwijgend ingestemd

    In een reactie laat de werkgever nog weten dat hij deze werkwijze vooraf tijdens meerdere bijeenkomsten met werknemers heeft besproken en dat geen enkele werknemer destijds bezwaar heeft gemaakt tegen het voorgestelde systeem van het registreren van minuren en zo mogelijk afboeken daarvan op het tijd voor tijd saldo. Dat niemand tijdens of na de informatiebijeenkomsten heeft gereageerd, maakt volgens de kantonrechter echter niet dat de conclusie getrokken mag worden dat alle medewerkers stilzwijgend hebben ingestemd. Als de werkgever toestemming van de medewerkers had willen hebben, dan had hij die expliciet aan iedere werknemer, met vermelding van de gevolgen voor de betrokken werknemer, moeten vragen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de werkgever de onterecht in mindering gebrachte uren van de werkneemster moet terugboeken.

     

    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

    Vragen? Neem contact met ons op

      Het stiekem opnemen van gesprekken komt steeds vaker voor. Ook op de werkvloer gebeurt dit regelmatig. Belangrijk om te weten: indien de persoon die het gesprek opneemt zelf ook deelneemt aan de conversatie, is het opnemen van een gesprek niet strafbaar. Een geheime opname kan wel onrechtmatig zijn als dit leidt tot schending van de persoonlijke levenssfeer van een van de gespreksdeelnemers. De praktijk leert echter dat hiervan in geval van een arbeidsrechtelijke en zakelijke context niet zo snel sprake is.

      Bekijk hier onze rechtsgebieden

      Bij de Rechtbank Noord-Holland diende onlangs een zaak waarin de arbeidsovereenkomst van een operationeel directeur van een bouwonderneming werd ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding met zijn werkgever.

      Ernstig verwijtbaar handelen

      Daarbij werd de werkgever veroordeeld tot een het betalen van een billijke vergoeding van 25.000 euro aan de operationeel directeur wegens ernstig verwijtbaar handelen. Verder werd de werkgever ook veroordeeld tot betaling van een bedrag van ruim 485.000 euro aan de operationeel directeur. Dit omdat volgens de kantonrechter uit opgenomen gesprekken is gebleken dat partijen eerder mondeling een winstdelingsregeling van 5 procent van de winst van het totale bedrijf zijn overeengekomen.

       

      Bekijk hier onze incasso diensten

      Winstdeling

      De mondeling toegezegde winstdeling vormde een belangrijk twistpunt in deze zaak. De algemeen directeur van de bouwonderneming ontkende dat de winstdeling was toegezegd. Maar de operationeel directeur had een opname gemaakt van het gesprek waarin deze toezegging wel degelijk werd gedaan. Hij werd om die reden in het gelijk gesteld door de kantonrechter.

      Waarheidsvinding

      In een eerdere soortgelijke zaak oordeelde de Hoge Raad al eens dat een stiekem opgenomen gesprek niet zonder meer betekent, dat het niet mag worden meegenomen als bewijsstuk. Het belang van waarheidsvinding van partijen om hun visie op een zaak aannemelijk te maken, weegt in veel gevallen zwaarder dan het belang van het uitsluiten van bewijs. Dus ook onrechtmatige opnamen kunnen door de rechter worden toegelaten als bewijs.

      Ontbinding van de arbeidsovereenkomst

      Daarbij is de kanttekening op zijn plaats dat het feit dat een stiekeme opname niet als onrechtmatig wordt beschouwd, niet automatisch inhoudt dat er geen negatieve consequenties aan kleven voor een werknemer. Want van een goede werknemer mag over het algemeen worden verwacht dat hij van tevoren aangeeft dat hij het gesprek wil opnemen. Meerdere rechters noemden dit in andere zaken ‘onfatsoenlijk gedrag’. In diverse eerdere rechterlijke uitspraken heeft het stiekem opnemen van gesprekken uiteindelijk ook geleid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

      Het stiekem opnemen van gesprekken tussen werkgevers en werknemers blijft dus een heikel punt, maar pakte in dit geval gunstig uit voor deze werknemer.

       

      Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

      Vragen? Neem contact met ons op

        Een taxibedrijf raakt in conflict met een medewerkster, omdat deze slecht bereikbaar
        is. De vrouw reageert niet op verzoeken om te komen werken. Het taxibedrijf besluit
        daarom om het salaris stop te zetten en de medewerkster op staande voet te ontslaan.
        De kantonrechter stemt in met het ontslag op staande voet, maar de werkgever moet
        wel het achterstallige salaris tot de ontslagdatum uitbetalen.

        Bekijk hier onze rechtsgebieden

        Wat is er aan de hand? De vrouw werkt als taxichauffeur bij het bedrijf. Op een dag veroorzaakt zij schade aan de taxi waarmee zij rijdt. Dit schadebedrag wordt ingehouden op haar salaris. Enkele weken later meldt zij zich ziek. Ze gaat langs bij een verzuimconsulent en die oordeelt dat de vrouw wel aangepaste werkzaamheden kan verrichten voor twee halve dagen per week.

        Niet opdagen

        De werkgever roept de vrouw vervolgens enkele keren op om ‘s nachts op kantoor de telefoon aan te nemen en administratieve werkzaamheden uit te voeren. Maar de vrouw komt telkens niet opdagen. Omdat ze ook in de periode daarna niet op haar werk verschijnt en niet reageert op berichten van haar werkgever, besluit het taxibedrijf om haar salaris stop te zetten en de vrouw op staande voet te ontslaan.

        Bekijk hier onze incasso diensten

        Werkweigering

        De kantonrechter oordeelt in deze zaak dat een werkgever mag verwachten van een medewerkster dat zij bereikbaar was. De vrouw wist dat zij opgeroepen kon worden voor aangepast werk. Het feit dat zij e-mails en Whatsapp-berichten van haar werkgever over de nachtdiensten niet heeft gelezen, is volgens de rechter werkweigering. Daarnaast weigerde de vrouw ook in gesprek te gaan om het arbeidsconflict op te lossen. Daarom hoeft van de werkgever niet te worden verwacht dat hij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.

        Arbeidsconflict

        Maar de werkgever wordt niet geheel in het gelijkgesteld door de kantonrechter. Want het taxibedrijf deed weinig tot geen moeite om het arbeidsconflict met de medewerkster op te lossen, terwijl dit wel verwacht mocht worden. Het salaris van de medewerkster in de periode van haar ziekmelding tot de dag van haar ontslag moet alsnog worden betaald door de werkgever.

        Roekeloos rijden

        Ook mag de werkgever op grond van de cao de schade aan de taxi niet op de medewerkster verhalen. Dit mag alleen als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Volgens het taxibedrijf heeft de vrouw een paaltje geraakt omdat zij met haar telefoon bezig was onder het rijden. Maar de medewerkster ontkent dit. De werkgever kan het roekeloos rijden volgens de rechter onvoldoende onderbouwen en had daarom de schade aan de taxi niet met het loon mogen verrekenen. Hij moet de medewerkers het schadebedrag dat hij eerder heeft ingehouden op haar salaris daarom ook terugbetalen.

         

        Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

        Vragen? Neem contact met ons op

          De Tweede Kamer heeft onlangs het wetsontwerp ‘Tijdelijke wet transparatie turboliquidatie’ ingediend. Daarmee wordt ingezet op het invoeren van een financiële verantwoordingsverplichting voor bestuurders en de mogelijkheid om een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen in geval van misbruik. Doel van deze maatregelen is om het vertrouwen in de regeling te vergroten en de turboliquidatie toegankelijker te maken voor ondernemers die hun bedrijf willen beëindigen.

          Bekijk hier onze rechtsgebieden

          De huidige regeling voor turboliquidatie is niet transparant en daar wordt regelmatig misbruik van gemaakt. Bovendien zijn schuldeisers niet altijd op de hoogte van een turboliquidatie van een onderneming, waardoor zij kunnen worden gedupeerd. Daarom wordt op dit moment gewerkt aan aanpassingen van de regeling voor turboliquidatie.

          Faillietverklaring

          Op dit moment komt het wel eens voor dat een schuldeiser pas bij de faillissementszitting tot de ontdekking komt dat een rechtspersoon waarvan het faillissement is aangevraagd, al ontbonden is door een turboliquidatie. In zo’n geval is het aan de rechter om te kijken naar alle feiten en omstandigheden en na te gaan of het aannemelijk is dat er nog baten zijn. Indien dat het geval is en ook aan de overige vereisten voor een faillietverklaring is voldaan, dan kan de rechter besluiten om (ondanks de turboliquidatie) alsnog het faillissement van de rechtspersoon uit te spreken. De betreffende rechtspersoon moet dan in ieder geval blijven bestaan tot de afwikkeling van het faillissement is afgerond.

          Bekijk hier onze incasso diensten

          Potentiële baten

          Onlangs boog het hof Arnhem-Leeuwarden zich in hoger beroep over een verzoek tot faillietverklaring van een door turboliquidatie ontbonden rechtspersoon. De rechtbank wees het verzoek af omdat bij de zitting niet duidelijk was dat het ontbonden aannemingsbedrijf was opgehouden met betalen. Het hof stelde dat aan de voorwaarden voor faillissement was voldaan, maar zag ook potentiële baten.

          Bestuurdersaansprakelijkheid

          Uit de stukken bleek volgens het hof dat er sprake was van een mogelijke vordering op grond van aansprakelijkheid van bestuurders van het aannemingsbedrijf als privépersoon. Het Gerechtshof stelt dat er sprake is van potentiële bestuurdersaansprakelijkheid in het te lang voortzetten van het bedrijf, ondanks grote problemen, nevenactiviteiten en gebrek aan transparantie over een voorgestelde regeling aan schuldeisers. Het gerechtshof besloot daarom om toch het faillissement uit te spreken over het bedrijf. Daarnaast werd ook een curator aangesteld om nader onderzoek te doen naar de gang van zaken binnen het bedrijf.

           

          Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

          Vragen? Neem contact met ons op

            Een verhuurder die niet reageert op verzoeken van een huurder met een kleine betalingsachterstand om een betalingsregeling te treffen, maar doorgaat met aanmaningen sturen en uiteindelijk overgaat tot dagvaarding, krijgt een tik op zijn vingers van de Rechtbank Gelderland. De rechter is van mening dat de verhuurder in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld en oordeelt dat die in deze zaak zelf de incasso- en proceskosten moet betalen.

            Bekijk hier onze rechtsgebieden

            De verhuurder heeft volgens de rechter in deze zaak onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de huurders. Zij hebben meerdere keren aangegeven door een bijzondere situatie in geldproblemen te verkeren en de huurder diverse keren verzocht om de kosten niet te laten oplopen.

            Omstandigheden

            De Rechtbank weegt daarbij de volgende omstandigheden mee:

            – De huurachterstand is iets minder dan één maand huur
            – De huurders hebben destijds direct een schriftelijke toelichting gegeven aan de verhuurder waarom zij niet in staat waren om te betalen.
            – De huur van alle andere maanden is ruim op tijd betaald.
            – De gevorderde kosten zijn aanzienlijk hoger dan de huurachterstand.
            – De huurders hebben meerdere keren contact opgenomen met de verhuurder met het verzoek om geen kosten te maken.
            – De verhuurder heeft de omstandigheden van de huurders niet betwist.

            De verhuurder geeft aan dat hij, ondanks meerdere verzoeken, geen betalingsvoorstel heeft ontvangen van de huurder en dat ook geen betalingen meer zijn verricht. De rechter vindt echter dat een verhuurder van sociale huurwoningen een huurder (die daar om vraagt) ook zelf een voorstel kan doen op het moment dat zij de verzoeken van de huurder niet ver genoeg vindt gaan.

            Bekijk hier onze incasso diensten

            Redelijkheid en billijkheid

            De huurders stellen dat de verhuurder nooit op hun verzoeken heeft gereageerd en dat zij enkel te horen dat zij het volledige achterstallige bedrag moesten betalen, omdat anders een gerechtelijke procedure zou volgen. De rechtbank Gelderland concludeert dan ook dat de verhuurder in deze zaak in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld en de incasso- en proceskosten zelf moet betalen.

            Bijzondere uitspraak

            Dit is een bijzondere uitspraak, want de huurder heeft in deze zaak feitelijk geen recht op een betalingsregeling. Tegelijkertijd maakt de uitspraak duidelijk dat het inschakelen van een rechter bij huurachterstanden vooral moet dienen als een stok achter de deur. Het verdient de voorkeur dat partijen eerst proberen om onderling tot een oplossing te komen voor wat betreft de achterstallige huur en alleen als dat niet lukt de rechter inschakelen. Daarnaast wordt op dit moment ook wetgeving voorbereid waarmee het mogelijk wordt voor rechters om een betalingsregeling op te leggen. Wordt dus nog vervolgd.

             

            Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

            Vragen? Neem contact met ons op

              Het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening, dat vorig jaar in werking is getreden, bevat ook een meldingsplicht voor verhuurders van woningen. Indien een particuliere verhuurder of woningcorporatie er niet in slaagt om een huurachterstand te incasseren, moeten zij dit melden bij de gemeente. Het doel van deze meldingsplicht is dat schuldenproblematiek vroegtijdig kan worden herkend en dat mensen met schulden snel kunnen worden geholpen.

              Bekijk hier onze rechtsgebieden

              Ook voor zorgverzekeraars en leveranciers van drinkwater en energie bestaat al langere tijd regelgeving over het melden van betalingsachterstanden van burgers bij gemeenten. Sinds vorig jaar is er ook een meldingsplicht voor verhuurders van woningen opgenomen in het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.

              Sociaal incasseren

              Volgens de toelichting bij het Besluit mag van alle verhuurders verwacht worden dat zij ‘sociaal incasseren’. Dit houdt in dat de verhuurder samen met de schuldenaar zoekt naar een oplossing, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie van de schuldenaar.

              Alvorens melding te maken van de huurachterstand bij de gemeente moet de verhuurder volgens het Besluit:

              -Pogingen ondernemen om in persoonlijk contact te treden met de huurder;

              -De huurder wijzen op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;

              -De huurder minstens één keer een schriftelijke herinnering sturen over de betalingsachterstand;

              -Bij die schriftelijke herinnering aanbieden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken, waarop de huurder niet afwijzend heeft gereageerd.

              Bekijk hier onze incasso diensten

              Afkoelingsperiode

              In het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening staat niet vermeld welke termijn verhuurders moeten aanhouden tussen het melden bij de gemeente en het treffen van verdere incassomaatregelen, zoals het starten van een procedure. Maar huurbazen moeten er rekening mee houden dat een gemeente kan vragen om een afkoelingsperiode in de zin van de Wet Gemeentelijke Schuldsanering. Tijdens zo’n afkoelingsperiode kan een huurder niet worden gedwongen tot betaling van zijn huurachterstand en ook eventuele beslagen en verrekeningen worden gedurende deze periode opgeschort.

              Ongunstig voor verhuurders

              De nieuwe regels uit het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening kunnen daardoor soms wel eens ongunstig uitpakken voor verhuurders. Vroeger stemden rechters bij een huurachterstand van drie maanden vaak al in met ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning. Tegenwoordig lopen verhuurders door de nieuwe regels het risico dat zij zes maanden lang geen betaling van de huurachterstand kunnen vorderen bij de rechtbank.

               

              Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

              Vragen? Neem contact met ons op

                Het lijkt voor de hand te liggen dat werknemers jaarlijks recht hebben op vakantiegeld, maar dit is niet altijd het geval. Indien partijen niets over vakantiegeld opnemen in het arbeidscontract, dan is een werkgever niet verplicht om een werknemer vakantiegeld uit te keren. Voor medewerkers is het dus belangrijk om hier alert op te zijn bij het nakijken van arbeidsovereenkomsten.

                Bekijk hier onze rechtsgebieden

                Onder normale omstandigheden heeft een werknemer recht op ten minste 8 procent vakantiegeld van zijn brutoloon van het afgelopen jaar. Maar hoe zit het als in de arbeidsovereenkomst geen afspraken zijn gemaakt over vakantiegeld? De kantonrechter in Amsterdam boog zich onlangs over deze vraag. In deze zaak ging het over een werknemer die van maart 2015 tot juni 2021 bij een werkgever heeft gewerkt. In eerste instantie via twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en daarna op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. 

                Bepaling over vakantiebijslag ontbreekt

                In de eerste arbeidsovereenkomst stond nog opgenomen dat de werknemer aanspraak maakte op 8,33% vakantiebijslag over het loon. In de volgende arbeidsovereenkomsten ontbrak deze bepaling over de vakantiebijslag. Na afloop van de eerste arbeidsovereenkomst in 2016 kreeg de werknemer ook geen vakantiegeld meer van zijn baas.

                Bekijk hier onze incasso diensten

                Niet besproken bij onderhandelingen

                De werknemer stapte naar de kantonrechter om af te dwingen dat de werkgever alsnog veroordeeld zou worden tot betaling van de vakantiebijslag over de periode 2016-2021. Volgens de werknemer had de werkgever in de tweede en derde arbeidsovereenkomst moeten opnemen dat niet langer vakantiebijslag aan hem zou worden uitbetaald. Bovendien geeft hij aan dat het vervallen van de aanspraak op vakantiebijslag niet aan bod is gekomen tijdens de onderhandelingen over de tweede of derde arbeidsovereenkomst. Toch haalt de werknemer bakzeil bij de kantonrechter. Die vindt dat de werknemer onvoldoende duidelijk kan maken dat de werkgever en hij de intentie hebben gehad om de uitkering van vakantiebijslag na 16 maart 2016 voort te zetten. De kantonrechter is het eens met de werknemer dat volgens artikel 16 lid 5 WML partijen schriftelijk kunnen overeenkomen dat geen recht bestaat op vakantiebijslag, maar volgens de kantonrechter betekent dit niet dat dit uitdrukkelijk moet zijn afgesproken. De vordering van de werknemer wordt daarom ook afgewezen.

                Geen afspraken, geen rechten

                Indien partijen dus geen afspraken over vakantiegeld opnemen in de arbeidsovereenkomst, dan spreken zij in feite af dat de werknemer geen recht heeft op vakantiegeld. Voor werknemers is het dus belangrijk om hier alert op te zijn indien zij een arbeidsovereenkomst afsluiten bij een werkgever. Mocht je vragen hebben over zaken in je arbeidsovereenkomst, dan is het natuurlijk altijd mogelijk om deze voor te leggen aan één van de specialisten van RechtNet Advocaten.

                 

                Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                Vragen? Neem contact met ons op

                  De Rechtbank Rotterdam heeft recent bepaald dat een man die veroordeeld is voor seksueel misbruik van een vrouw, de geldboete die hij hiervoor opgelegd heeft gekregen in zijn geheel dient te betalen. De man deed bij de rechtbank een verzoek om de vrouw te dwingen om in te stemmen met een voorgestelde betalingsregeling. Dit verzoek is door de rechtbank afgewezen. De misbruikte vrouw blijft dus recht houden op afbetaling van de schuld door de man. 

                  Bekijk hier onze rechtsgebieden

                  Wat speelt er in deze zaak? Een man is in 2009 veroordeeld tot het betalen van een flinke boete aan een vrouw, omdat hij haar seksueel heeft misbruikt toen zij nog minderjarig was. Hij heeft inmiddels bijna 25.000 euro betaald, maar er staan nog meer dan 100.000 euro open. De man is inmiddels 74 jaar en moet rondkomen van zijn AOW en pensioen. Daarom lukt het hem niet om dit bedrag terug te betalen en wil hij proberen om een betalingsregeling te treffen met de vrouw.

                  Bekijk hier onze incasso diensten

                  Betalingsregeling wordt geweigerd

                  De man biedt een schuldregeling aan waarbij hij 2,64 procent van het resterende bedrag betaald tegen finale kwijting. Deze regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De man geeft daarbij aan dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeiser aan te bieden. De vrouw weigert deze regeling te accepteren. Daarom vraagt de man aan de Rechtbank Rotterdam om de vrouw te dwingen om de voorgestelde betalingsregeling te accepteren. Verder wil hij toegelaten worden tot de schuldsaneringsregeling, om straks weer met een schone lei te kunnen beginnen.

                  Ernstig verwijtbaar

                  De Rechtbank Rotterdam gaat hier echter niet in mee. De rechter acht het seksueel misbruik van de man dusdanig ernstig verwijtbaar dat de vrouw ook na zoveel jaar niet hoeft in te stemmen met het saneren van haar vordering. De vrouw is de enige schuldeiser en haar belang om de toegewezen geldelijke vordering te kunnen blijven verhalen op het beslagbare inkomen van de man weegt volgens de rechtbank zwaarder dan het belang van de dader om van zijn schuld te worden verlost.

                  Geen schone lei na veroordeling

                  In de Faillissementswet staat eveneens dat bij beëindiging van de schuldsaneringsregeling geen schone lei wordt verkregen bij vorderingen die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling, zoals een schadevergoeding aan een benadeelde partij. Dit geldt ook voor vorderingen die zijn opgelegd na een veroordeling door de civiele rechter tot betaling van schadevergoeding. Het verzoek van de man aan de rechter om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling maakt in dit geval geen verschil. Want de vrouw kan te allen tijde haar vordering op de man blijven afdwingen.

                   

                  Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                  Vragen? Neem contact met ons op

                    Een werkgever mag de tijdens Corona Crisis opgebouwde min-uren van een medewerker niet zomaar verrekenen met het vakantiegeld. Dat heeft de rechtbank Overijssel onlangs bepaald in een uitspraak. Het feit dat de werkgever zijn winkels moest sluiten en medewerkers daardoor niet konden werken, is volgens de kantonrechter een risico van de ondernemer. De medewerker behoudt in dit geval in beginsel haar recht op loon. 

                    Bekijk hier onze rechtsgebieden

                    In deze zaak draait het om een medewerker van een woonwinkel, die haar dienstverband per 31 oktober 2021 opzegt. Bij de uitdiensttreding verrekent de werkgever de door de Corona Crisis opgebouwde min-uren van de vrouw met haar vakantiegeld. Volgens het bedrijf zijn hierover afspraken gemaakt met alle werknemers. De medewerker in kwestie is het hier niet mee eens en stapt naar de kantonrechter.

                    Bekijk hier onze incasso diensten

                    Verrekening van de min-uren

                    Volgens de medewerker mocht de werkgever op grond van artikel 7:628 BW de min-uren niet verrekenen met het vakantiegeld. Hierin staat kort gezegd: ‘geen arbeid, wel loon, tenzij het niet werken voor rekening van de werknemer moet komen’. De medewerker geeft bovendien aan nooit te hebben ingestemd met verrekening van de min-uren.

                    Voorstel geaccepteerd door personeel

                    De werkgever stelt dat er wel een afspraak is gemaakt met het personeel over de verrekening en dus ook met de betreffende medewerker. Zij zou het voorstel, om de helft van de min-uren voor eigen rekening te nemen en de andere helft door de medewerkers weg te laten werken, ook hebben geaccepteerd. Indien zij het niet eens was met dit voorstel, dan had zij dit eerder moeten aangeven, is het standpunt van de werkgever. De kantonrechter stelt de medewerker in het gelijk. Hij geeft aan dat de werkgever op grond van artikel 7:628 lid 1 BW verplicht is om het loon door te betalen als de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij dat geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de arbeid in redelijkheid voor rekening van de medewerker dient te komen.

                    Niet akkoord

                    Volgens de rechtbank houdt de stelling van de werkgever, dat de medewerker akkoord is gegaan met de verrekening van de min-uren, geen stand. De kantonrechter stelt dat de werkgever er niet zonder meer vanuit had mogen gaan dat de medewerker (stilzwijgend) akkoord zou zijn met het voorstel. De werkgever kan dit ook op geen enkele manier aantonen. De vordering van de medewerker wordt daarom ook toegewezen.

                     

                    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                    Vragen? Neem contact met ons op