De Tweede Kamer heeft onlangs een wetsvoorstel aangenomen waardoor de termijn voor de Wettelijke Schuldsanering (Wsnp) wordt teruggebracht van 36 naar 18 maanden. De verwachting is dat dit wetsvoorstel op 1 januari 2024 ingaat. Schuldeisers lijken hierdoor gedupeerd te worden. Zij ontvangen in de toekomst nog maar de helft van wat zij nu krijgen. Hoe gaan schuldeisers op deze wetswijzigingen reageren? 

Bekijk hier onze rechtsgebieden

Niet alleen de verkorting van de termijn van 36 naar 18 maanden valt op. Indien schuldenaren onvoldoende inkomsten hebben om hun schuld af te lossen, kan het minnelijke traject voortaan worden overgeslagen en kan er direct een verzoek worden ingediend tot toepassing van de Wsnp. Voor schuldhulpverleners is het belangrijk om op deze nieuwe wet te anticiperen.

Ingrijpende veranderingen voor schuldhulpverlening

In eerste instantie is het wetsvoorstel bedoeld om de doorstroming van het minnelijk traject naar de Wsnp te verbeteren. Maar door een aantal ingediende amendementen ligt er nu een stevig pakket met ingrijpende veranderingen voor de schuldhulpverlening. Indien de termijn voor schuldregeling wordt ingekort van 36 naar 18 maanden, heeft dit nadelige gevolgen voor de debiteur. Daarom is het goed voor betrokkenen om hierop te anticiperen. Bijvoorbeeld door als schuldeisende partij nu alvast een voorstel te doen aan de schuldenaar op basis van 36 maanden, waarbij de resterende termijn van de schuldsanering na invoering van de wetswijziging wordt verkort tot 18 maanden. Een andere mogelijkheid is om bij de schuldsanering een saneringskrediet te verstrekken op basis van 36 maanden. De schuldeiser ontvangt daarbij een afkoopvoorstel tegen finale kwijting, waarvan de hoogte afhankelijk is van de invoeringsdatum van de wetswijziging. Pas nadat de wetswijziging is ingevoerd wordt de hoogte van het afkoopbedrag vastgesteld en uitbetaald aan de schuldeisers.

Buitengerechtelijke schuldregeling

Bij een verzoek om toegelaten te worden tot Wsnp moet tot nu toe eerst een verklaring van het college van B&W van de gemeente, of een advocaat of bewindvoerder worden overlegd. Zij bevestigen hierin dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Door een aangenomen amendement komt dit in de nieuwe wet te vervallen. Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar, of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.

Bekijk hier onze incasso diensten

Goed gedrag

Ook voor wat betreft de regels omtrent goed gedrag om toegelaten te worden tot de Wsnp staan enkele veranderingen op stapel. Op dit moment is het nog zo dat een schuldenaar in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek om toelating tot de Wsnp te goeder trouw moet zijn geweest bij het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden. Deze termijn wordt bij de invoering van de nieuwe wettelijke regels verkort naar drie jaar. De uitsluitingstermijn van tien jaar, die op dit moment nog geldt voor personen die eerder gebruik hebben gemaakt van de Wsnp, wordt in de nieuwe wet eveneens geschrapt.

Hoe reageren schuldeisers?

De wetswijziging heeft tot gevolg dat schuldeisers bij een schuldregeling aanmerkelijk minder gaan krijgen. Ze ontvangen de helft van wat ze nu krijgen, of zelfs minder wanneer er vaker een beroep wordt gedaan op het ontbreken van aflossingsruimte. De vraag is dan ook hoe schuldeisers op de wetswijzigingen gaan reageren. Gaan zij meer inzetten op het voorkomen of beperken van schulden? Of zullen zij minder snel verwijzen naar schuldhulpverlening en proberen om zo snel mogelijk zoveel mogelijk te innen bij hun schuldenaren?

 

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

Vragen? Neem contact met ons op

    Een woningbouwvereniging in Tilburg wil een vrouw uit haar huurwoning zetten, omdat de gemeente Tilburg tot twee keer toe prostitutie activiteiten constateert in de woning. De kantonrechter houdt dit tegen, omdat volgens de rechtbank geen sprake is van structureel bedrijfsmatig handelen. 

    Bekijk hier onze rechtsgebieden

    De feiten op een rijtje: bij de gemeente Tilburg komt een anonieme melding binnen over het feit dat een vrouw vanuit haar huurwoning prostitutie activiteiten onderneemt. Een toezichthouder van de gemeente gaat op onderzoek uit en komt erachter dat de huurster inderdaad via een website haar diensten als prostituee aanbiedt. Hij maakt vervolgens een afspraak met de vrouw, die denkt dat hij een klant is.

    Huurovereenkomst opzeggen

    De woningbouwvereniging wordt geïnformeerd over deze feiten en wil vervolgens de huurovereenkomst met de vrouw opzeggen. Dit omdat de sociale huurwoning structureel bedrijfsmatig zou worden gebruikt voor illegale en ongewenste activiteiten. De vrouw overtreedt hiermee niet alleen de wet, maar ook de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. Bovendien gedraagt zij zich niet als goed huurder en veroorzaakt zij overlast volgens de woningbouwvereniging. De gemeente legt de vrouw ook een last onder dwangsom op. Bij elke toekomstige constatering van prostitutie activiteiten kan zij een forse geldboete tegemoet zien.

    Geen overlast gemeld

    De zaak wordt door de vrouw voorgelegd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Die moet bepalen of de prostitutie activiteiten van de vrouw ‘zwaar’ genoeg zijn om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen. De kantonrechter vindt van niet. Hoewel twee keer is vastgesteld dat er prostitutie activiteiten hebben plaatsgevonden in de woning is volgens de rechter geen sprake van structureel bedrijfsmatig handelen, zoals de woningbouwvereniging stelt. De woning is ook niet als een sekshuis ingericht en er zijn ook geen verdere klachten van overlast gemeld. De vrouw geeft toe dat er sprake was van prostitutie toen zij twee keer werd gecontroleerd. Maar dat rechtvaardigt volgens de rechtbank niet een ontbinding van de huurovereenkomst met al de ingrijpende gevolgen van dien. De tekortkoming is niet ernstig genoeg. Bijkomend feit is dat de vrouw in een rolstoel zit en niet eenvoudig een andere drempelloze woning op de begane grond zal vinden.

    Bekijk hier onze incasso diensten

    Waarschuwing

    De kantonrechter geeft de vrouw wel een waarschuwing mee. Als zij doorgaat met haar prostitutie activiteiten, loopt zij het risico om uit haar woning te worden gezet.
    Deze keer is nog geoordeeld dat geen sprake is van structureel bedrijfsmatig handelen in de vorm van prostitutie. Maar bij een volgende keer kan anders worden beslist, omdat de grens tussen incidenteel en structureel bedrijfsmatig handelen maar een dun lijntje is. Bovendien leidt iedere overtreding tot een groot financieel verlies als de gemeente de dwangsom gaat innen.

     

    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

    Vragen? Neem contact met ons op

      Bij het afsluiten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen een werkgever en werknemer is het belangrijk dat in het document ook een einddatum wordt vermeld. Indien dit niet gebeurt en de werkgever vervolgens verzuimt om de medewerkers op de hoogte te stellen van de einddatum of duur van de overeenkomst, dan kan de kantonrechter oordelen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. 

      Bekijk hier onze rechtsgebieden

      Een handelsbedrijf sluit vorig jaar een arbeidsovereenkomst met een medewerkster, waarin staat vermeld dat zij ‘met ingang van 1 november 2021 voor bepaalde tijd’ in dienst treedt bij het bedrijf. In deze overeenkomst wordt echter geen einddatum aangegeven en ook geen looptijd van het contract vermeld. Uit de overeenkomst blijkt dus niet wanneer deze eindigt. De werkgever gaat er vanuit dat hij een jaarcontract heeft afgesloten met de medewerkster en deelt haar in september mede dat de arbeidsovereenkomst op 1 november 2022 eindigt en niet wordt verlengd. De medewerkster stapt daarop naar de kantonrechter en eist dat haar werkgever wordt veroordeeld tot loondoorbetaling vanaf 1 november 2022.

      Onbepaalde tijd

      Het is bewezen dat de werkgever geen einddatum heeft opgenomen in de schriftelijke overeenkomst. Maar deze verdedigt zich door aan te geven dat tijdens het sollicitatiegesprek met de medewerkster wel degelijk is aangegeven dat het om een arbeidsovereenkomst voor een jaar zou gaan. De werkgever heeft aangevoerd dat niemand van de winkelmedewerkers een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft en dat hij die ook nooit aanbiedt. Hij kan bij de rechtbank echter niet aangeven wat er concreet is besproken tijdens het sollicitatiegesprek met de werkneemster. De kantonrechter oordeelt daarom dat het standpunt van de werkgever onvoldoende aannemelijk is geworden.

      Einddatum

      De werkgever had de vergissing van de ontbrekende einddatum in de arbeidsovereenkomst na ontdekking tijdig moeten bespreken met de medewerkster en moeten aangeven dat er een fout in stond. Werkgevers zijn namelijk verplicht om bij een overeenkomst voor bepaalde tijd medewerkers op de hoogte te stellen van de einddatum of duur van de overeenkomst. Dit moet uiterlijk gebeuren binnen een week na aanvang van de werkzaamheden. De werkgever heeft dat in dit geval nagelaten. Sterker nog, ondanks meerdere verzoeken van de medewerkster heeft de werkgever pas in september 2022 een getekende versie van de arbeidsovereenkomst aan haar toegestuurd. Enkele dagen later heeft de werkgever de medewerkster geïnformeerd dat hij de arbeidsovereenkomst niet wil voortzetten.

      Bekijk hier onze incasso diensten

      Doorbetaling van het loon

      De kantonrechter stelt in zijn uitspraak dat de werkgever tijdig aan de medewerkster had moeten doorgeven dat in haar arbeidsovereenkomst per ongeluk geen einddatum was opgenomen. Omdat de werkgever dit heeft verzuimd, vindt de kantonrechter dat tussen beide partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten. De werkneemster heeft daarom ook na 1 november recht op doorbetaling van het loon.

       

      Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

      Vragen? Neem contact met ons op

        Het komt regelmatig voor dat buitenlandse partijen in Nederland een bedrijf voor de rechter dagen. Wanneer zo’n buitenlandse partij de zaak verliest, kan deze worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten of een schadevergoeding. Omdat het verhalen van deze kosten op buitenlandse partijen vaak moeilijk ligt, kan een verplichting tot zekerheidstelling voor proceskosten worden geëist.

        Bekijk hier onze rechtsgebieden

        Indien partijen uit landen waarmee Nederland geen executieverdrag heeft gesloten een rechtszaak willen starten, dan kan de rechtbank een zekerheidsstelling eisen. Deze zekerheidsstelling is bedoeld om Nederlandse burgers en bedrijven te beschermen voor de proceskosten en de eventuele schadevergoeding waar de desbetreffende partij tot veroordeeld zouden kunnen worden.

        Derdengeldenrekening

        Vaak kiezen buitenlandse partijen voor een bankgarantie of wordt het geld geparkeerd op een derdengeldenrekening, bijvoorbeeld van een notaris. Die moet dan, als de buitenlandse partij tot betaling van proceskosten wordt veroordeeld, tot uitbetaling overgaan van het in depot gegeven bedrag. De buitenlandse partij heeft ook het recht om dit geld terug te krijgen op het moment dat de procedure definitief tot een einde is gekomen zonder dat hij in de proceskosten is veroordeeld.

        Gewaarborgd

        Deze verplichting tot zekerheidstelling is bedoeld om te voorkomen dat een in het gelijk gestelde gedaagde in Nederland wordt geconfronteerd met oninbaarheid van een proceskostenveroordeling als gevolg van het ontbreken van de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging daarvan. De verplichting tot zekerheidstelling geldt niet voor alle buitenlandse eisers. Indien de verhaalsmogelijkheden op een andere manier voldoende zijn gewaarborgd (art. 224 lid 2 Rv) is deze verplichting niet nodig. Bijvoorbeeld bij partijen uit landen waarmee Nederland een executieverdrag heeft afgesloten. In zo’n verdrag zijn onder meer afspraken gemaakt dat deelnemende landen zich wederzijds verbinden om de tenuitvoerlegging van elkaars rechterlijke beslissingen toe te staan, zij het na rechterlijk verlof daartoe.

        Bekijk hier onze incasso diensten

        Executieverdrag

        Een belangrijk executieverdrag is het Europese Economische Gemeenschap Bevoegdheidsen Executieverdrag. Verder heeft Nederland bilaterale executieverdragen met België, Groot-Brittannië, Duitsland, Italië en Oostenrijk. Daarnaast zijn er de multilaterale Haagse Alimentatie-Executieverdragen. Met Colombia heeft Nederland geen executieverdrag gesloten, maar wel een vriendschapsverdrag. De rechter kan in zo’n geval bepalen welke vorm van zekerheid voldoet aan de eisen in het Burgerlijk Wetboek. Als een Colombiaanse firma een andere vorm van zekerheid stelt of aanbiedt, dient de rechter te onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met de eisen in het Burgerlijk Wetboek. Verzuimt een rechter dit, dan bestaat de kans dat de Hoge Raad in hoger beroep de uitspraak van de rechter vernietigt. Dit gebeurde recent bij een zaak die diende bij het Gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch.

         

        Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

        Vragen? Neem contact met ons op

          Het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) stelt dat een langdurig zieke werknemer, die in zijn tweede ziektejaar vakantieverlof opneemt, recht heeft op 100 procent van zijn loon. Volgens het HvJ EU hebben werknemers tijdens vakantie recht op hetzelfde loon als in een vergelijkbare situatie bij gewerkte uren.

          Bekijk hier onze rechtsgebieden

          De Rechtbank Overijssel stelde vorig jaar prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. In de betreffende zaak ging het om een ambtenaar die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Hij ontving tijdens het eerste jaar dat hij ziek was 100 procent van zijn loon. In het tweede jaar ging zijn loon terug naar 70 procent voor de uren die hij ziek was, maar voor de uren die hij weer werkte, ontving hij 100 procent loon. Toen hij in zijn tweede ziektejaar verlof opnam, kreeg hij voor de uren waarop hij ziek was ook 70 procent doorbetaald. De ambtenaar ging daarmee niet akkoord. Hij vond dat hij over zijn vakantiedagen recht had op 100 procent van zijn loon.

          Europese richtlijnen

          Het HvJ EU stelt dat de ambtenaar in dit geval gelijk heeft. Volgens het hof zijn nationale wetten, die ervoor zorgen dat zieke medewerkers tijdens vakantie minder ontvangen dan 100 procent van hun loon, in strijd met de EU-richtlijn (2003/88/EG). Ook geldt volgens de EU-richtlijnen dat zieke medewerkers een vergelijkbare positie moeten hebben als medewerkers die wel aan het werk zijn. Het korten van het loon van een zieke medewerker tijdens vakantieverlof kan er volgens het HvJ EU toe leiden dat deze medewerker geen vakantieverlof opneemt. Dit is in strijd met de Europese richtlijnen. De Rechtbank in Overijssel heeft het beroep van de ambtenaar daarom gegrond verklaard.

          Bekijk hier onze incasso diensten

          Nabetaling van loon

          Een uitspraak met mogelijk gevolgen. Want volgens het Forum voor Fiscaal Dienstverleners kunnen zieke medewerkers, die in de afgelopen vijf jaar vanwege hun ziekte te weinig vakantieloon hebben ontvangen, nu bij hun (ex-)werkgever alsnog om nabetaling van het te weinig ontvangen loon vragen. Daarnaast geldt voor zieke werknemers dat deze wettelijk gezien een vergelijkbare positie  hebben als werknemers die werken. Als het loon van een zieke werknemer tijdens vakantieverlof lager is dan het loon bij werken, neemt een zieke werknemer mogelijk geen vakantieverlof op. En dat is in strijd met de richtlijn. Rechtbank Overijssel heeft het beroep van de ambtenaar inmiddels gegrond verklaard.

           

          Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

          Vragen? Neem contact met ons op

            Door een wetswijziging in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hebben huurders van ligplaatsen voor woonboten sinds kort dezelfde bescherming als huurders van een woning. Het begrip ‘woonruimte’ is in het wetboek zodanig uitgebreid dat inmiddels ook een ligplaats voor een woonboot hieronder valt.

            Bekijk hier onze rechtsgebieden

            De huurovereenkomsten vielen tot 1 juli van dit jaar onder het algemeen verbintenissenrecht. Door de wetswijziging is het woord ‘ligplaatsen’ toegevoegd aan het woonruimte begrip in artikel 7:233 BW. Daardoor kan een ligplaats vanaf nu gelijkwaardig worden beschouwd als een huurwoning. Ligplaatsen vallen daardoor voortaan ook binnen de huurbescherming.

            Huurbescherming

            Een aantal belangrijke regels op het gebied van huurbescherming zijn daardoor nu ook van toepassing op ligplaatsen voor woonboten. Zo kan een huurovereenkomst alleen ontbonden worden door de rechter op de grond dat de huurder tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen. Huurders van woonboten worden op deze manier beter beschermd. De bedoeling van de wetswijziging is er vooral op gericht om huurders van ligplaatsen te beschermen en heeft geen invloed op de huurprijs van ligplaatsen. De huurder van de ligplaats is vaak eigenaar van de boot die er ligt aangemeerd. Zij vermogen is in veel gevallen dus hoger dan dat van de groep huurders voor wie de huurprijsbescherming is bedoeld. Deze bescherming geldt ook niet voor vrije sectorwoningen. Volgens de wetgever is het daarom redelijk om een woonboot met ligplaats ook tot de vrije sector te regelen.

            Bekijk hier onze incasso diensten

            Ligplaats gaat over op erfgenamen

            Een huurder van een ligplaats is in veel gevallen ook de eigenaar van de woonboot. Bij overlijden van deze persoon gaat de ligplaats over op erfgenamen. In de wet zijn regels opgesteld dat het overlijden van een huurder of verhuurder de huurovereenkomst niet doet eindigen. Dit omdat als erfgenamen de woonboot willen verkopen, het eindigen van de huur van de ligplaats grote gevolgen heeft voor de waarde van de woonboot. Het aantal ligplaatsen is erg schaars en het hebben van een ligplaats zorgt ervoor dat de woonboot meer waard is bij een eventuele verkoop. Dit is anders dan bij een huurovereenkomst van een huurwoning. Die eindigt in principe aan het einde van de tweede maand na overlijden van de erflater, indien de huur niet wordt voortgezet door een medehuurder of door degene met wie de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding had.

            De nieuwe regels zijn op 1 juli van dit jaar ingegaan. Daarbij is een overgangstermijn van twee jaar afgesproken voor huurovereenkomsten die zijn afgesloten vóór deze datum. De wetswijziging is direct van kracht voor de huurovereenkomsten die op of na 1 juli 2022 zijn gesloten.

             

            Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

            Vragen? Neem contact met ons op

              Iedereen kent wel de verhalen over een tweedehands gekochte auto, die al na een paar dagen kapot gaat. Toch heeft een koper van een tweedehands auto meer rechten dan menigeen denkt.

              Bekijk hier onze rechtsgebieden

              Wanneer een particulier een auto koopt bij een autobedrijf, dan is sprake van een consumentenkoop. In zo’n geval geniet de consument extra bescherming door de wet. De auto moet bijvoorbeeld voldoen aan wat in de koopovereenkomst is bepaald. De koper moet er vanuit kunnen gaan dat de auto normaal functioneert en geen verborgen gebreken vertoond. Is dat niet het geval, dan kan sprake zijn van non-conformiteit.

              Onverwachte gebreken

              Indien de auto binnen een termijn van 6 maanden na aankoop onverwachte gebreken vertoont, dan moet er volgens de wet van uitgegaan worden dat de auto bij de aflevering niet voldeed aan wat er in de koopovereenkomst is afgesproken. Het is dan aan het autobedrijf om aan te tonen dat dit wél het geval is geweest en er geen sprake is van non-conformiteit. Indien sprake is van een non-conforme auto, dan kan de consument eisen dat het autobedrijf het voertuig kosteloos repareert of vervangt. Mocht het autobedrijf weigeren om dit te doen, dan kan de consument (na een schriftelijke aanmaning aan het bedrijf) zijn auto zelf elders laten repareren en de kosten verhalen op het autobedrijf waar hij de auto in eerste instantie heeft gekocht.

              Koopovereenkomst ontbinden

              De koper heeft ook de mogelijkheid om bij non-conformiteit de koopovereenkomst te laten ontbinden, waardoor deze wordt beëindigd. De auto gaat dan terug naar de verkoper en de koper krijgt (een deel van) het aankoopbedrag terug. Natuurlijk moet er dan wel sprake zijn van een serieuze tekortkoming. Een klein deukje in de auto is bijvoorbeeld onvoldoende om de koopovereenkomst te ontbinden. Een beroep op non-conformiteit slaagt ook lang niet altijd. Van een consument mag worden verwacht dat hij ook zelf onderzoek doet of laat doen naar de auto die hij koopt. Het mag duidelijk zijn dat de kans op gebreken bij een oudere auto groter is dan bij een jongere wagen. Ook als je een auto met een hoge kilometerstand voor een lage prijs koopt, is het verstandig om van tevoren goed onderzoek te laten doen naar de auto. Dit kan bijvoorbeeld door een expert naar de auto te laten kijken en zelf duidelijk te informeren naar de staat van de auto. Alleen een proefrit en een rondje rond de auto lopen volstaan meestal niet.

              Bekijk hier onze incasso diensten

              Nog wat tips

              Hierbij nog enkele tips voor als je als particulier een tweedehands auto bij een autobedrijf gaat kopen:

              – Communiceer zoveel mogelijk schriftelijk met het autobedrijf over de staat van de auto, zodat er iets op papier staat.
              – Doe zelf van tevoren onderzoek naar de staat van een auto en laat eventueel een aankoopkeuring uitvoeren.- Neem bij problemen met de auto snel contact op met de verkoper. Indien je niet tijdig klaagt kun je in principe geen beroep meer doen op non-conformiteit.

               

              Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

              Vragen? Neem contact met ons op

                Werkgevers moeten altijd voldoen aan hun informatie- en aanmoedigingplicht richting werknemers om hun vakantiedagen op te nemen. Dat oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) recent in een uitspraak. Indien medewerkers door arbeidsongeschiktheid hun vakantiedagen niet kunnen opnemen, dan gelden in sommige gevallen afwijkende regels.

                Bekijk hier onze rechtsgebieden

                Eerst kort wat uitleg over de algemene verval- en verjaringstermijnen. Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen.

                Wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen

                Het wettelijk aantal vakantiedagen voor werknemers bedraagt vier keer de arbeidsduur per week. Een werknemer die 40 uur per week werkt, heeft dus per jaar recht op 20 vakantiedagen. Bovenwettelijke vakantiedagen zijn de verlofdagen die een werkgever bovenop de wettelijke vakantiedagen aan zijn werknemers toekent.

                Vervaltermijn

                De vervaltermijn voor wettelijke vakantiedagen bedraagt zes maanden. De aanspraak op wettelijke vakantiedagen over 2022 vervalt dus in principe op 1 juli 2023. Dit geldt echter niet wanneer de werknemer geen kans heeft gekregen om vakantiedagen op te nemen. Bovenwettelijke vakantiedagen verjaren na vijf jaar. Die periode begint te lopen na afloop van het jaar waarin ze zijn opgebouwd. De aanspraak op opgebouwde bovenwettelijke vakantiedagen over 2022 verjaart dus op 1 januari 2028.

                Bekijk hier onze incasso diensten

                Gezondheid beschermen

                Terug naar de uitspraken van het HvJ EU. In het eerste geval ging het om een zaak waarbij de werkgever de werknemer niet in staat stelt om vakantiedagen op te nemen. In deze zaak oordeelde het HvJ EU dat de algemene verjaringstermijnen niet gelden als een werkgever zijn werknemers niet in staat stelt om hun vakantiedagen ook daadwerkelijk op te nemen. Wettelijke vakantiedagen zijn immers bedoeld om de gezondheid van werknemers te beschermen. Als een werkgever een werknemer niet de gelegenheid geeft vakantiedagen op te nemen, en deze vervolgens aan het einde van het dienstverband ook niet uitbetaalt met een beroep op de verjaringstermijn, profiteert hij van de verjaringstermijn ten nadele van de werknemer. Het HvJ EU stelt dat een werkgever altijd moet voldoen aan zijn informatie- en aanmoedigingplicht richting zijn werknemers met betrekking tot het opnemen van vakantiedagen.

                Arbeidsongeschiktheid

                In twee andere zaken gaat het om medewerkers die door arbeidsongeschiktheid hun vakantiedagen niet konden opnemen. Is het dan terecht dat de vakantiedagen vervallen? Volgens het HvJ EU is het doel van het recht op jaarlijkse vakantie enerzijds het uitrusten van de werkzaamheden en anderzijds het recht op een periode van ontspanning en vrije tijd. Omdat het doel aan de ene kant ziet op het uitrusten van de werkzaamheden, stelt het HvJ EU dat er dan ook uitgevoerde werkzaamheden tegenover moeten staan. In geval van ziekte geldt dit niet. Ziekte is immers onvoorspelbaar en staat bovendien los van de wil van de werknemer. Ziekteverzuim moet daarom volgens het HvJ EU als arbeidstijd worden aangemerkt, waarover de werknemer dan ook vakantiedagen opbouwt.

                Ten aanzien van het vervallen van vakantiedagen indien een werknemer die deze door ziekte niet heeft kunnen opnemen, vindt het HvJ EU dat de werknemer in zo’n geval niet daadwerkelijk in staat is geweest om de vakantiedagen op te nemen en dat de vakantiedagen dan niet komen te vervallen.

                Specifieke omstandigheden

                Wanneer er sprake is van specifieke omstandigheden kunnen de vakantiedagen alsnog komen te vervallen. Bijvoorbeeld als een werknemer meerdere jaren achter elkaar ziek is en daarmee een groot aantal vakantiedagen heeft opgebouwd doordat hij deze niet kon opnemen. Als een bedrijf hierdoor (financieel) in de problemen komt, kan het zo zijn dat de vakantiedagen alsnog vervallen.

                Uitbetaling

                In het algemeen is het werkgevers aan te raden om hun werknemers regelmatig aan te moedigen om hun vakantiedagen op te nemen. Hiermee kunnen eventuele vorderingen tot uitbetaling van (veel) openstaande vakantiedagen worden voorkomen. Daarnaast is het raadzaam om in gesprek te gaan met werknemers die een groot aantal vakantiedagen hebben opgebouwd over het opnemen van vakantiedagen. Geef daarbij ook aan wanneer deze dagen komen te vervallen of verjaren.

                 

                Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                Vragen? Neem contact met ons op

                  Werknemers die door ziekte niet in staat zijn om te werken, hebben wettelijk recht op doorbetaling van 70 procent van hun loon. Maar bij schorsing van een werknemer door een werkgever, heeft de werknemer recht op doorbetaling van 100 procent van het loon.

                  Bekijk hier onze rechtsgebieden

                  De rechtbank Arnhem-Leeuwarden deed onlangs uitspraak in een langslepend conflict tussen een auto-onderdelen bedrijf en een werknemer die langdurig ziek was.

                  Second opinion

                  De werknemer meldt zich op 26 april 2016 ziek. Ruim een jaar later acht de bedrijfsarts hem weer volledig arbeidsgeschikt. Maar binnen vier weken na de werkhervatting meldt de medewerker zich opnieuw ziek en vraagt hij een second opinion bij een andere bedrijfsarts aan. Deze bedrijfsarts oordeelt dat de beperkingen fors zijn toegenomen en geeft aan dat medisch herstel en duurzame re-integratie pas mogelijk zijn als de problemen in de arbeidsverhouding zijn opgelost. De eerste bedrijfsarts blijft van mening dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte.

                  Mediation poging

                  In de loop van het derde ziektejaar vindt een mediation poging plaats, maar dit leidt tot niets. De werknemer wordt vervolgens geschorst door de werkgever. Hij laat wel weten aan zijn werkgever dat hij bereid is om werkzaamheden te verrichten in lijn met de mogelijkheden die hij heeft in het kader van zijn arbeidsongeschiktheid. De werknemer vraagt daarop een WIA-uitkering aan het bij het UWV. Deze instantie legt daarop een loonsanctie op aan de werkgever. Hierdoor moet de werkgever ook tijdens het derde ziektejaar loon doorbetalen aan de werknemer. In zijn derde ziektejaar heeft de werknemer recht op doorbetaling van 70 procent van het loon, maar de werkgever betaalt hem 90 procent.

                  Bekijk hier onze incasso diensten

                  Schorsing

                  Na dit jaar wordt de werknemer door het UWV volledig geschikt geacht voor zijn eigen werk. Maar omdat hij door zijn werkgever is geschorst, is de werknemer niet aan het werk. Desondanks heeft hij tijdens zijn schorsing recht op doorbetaling van 100 procent van het loon. De kantonrechter ontbindt uiteindelijk op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst per 31 december 2021.

                  Verschil van mening

                  Na de beëindiging van de overeenkomst ontstaat tussen de werkgever en zijn voormalige werknemer een verschil van mening over de loondoorbetalingsverplichting tijdens en na het derde ziektejaar. Het gerechtshof doet hierover uitspraak. Volgens het hof hoefde de werkgever in het derde jaar maar 70 procent van het loon behoefde door te betalen, omdat de primaire oorzaak van het niet werken de arbeidsongeschiktheid was en niet de schorsing. Na 104 weken is de werkgever niet meer verplicht om 90 procent van het loon door te betalen. Maar omdat de werkgever tijdens de eerdere procedure bij de kantonrechter nagelaten heeft om terugbetaling van 20 procent van het loon te vorderen, wordt de vordering van de werkgever tot terugbetaling van het teveel betaalde loon toch afgewezen. Het hof stelt ook dat de werknemer in de periode na afloop van het derde ziektejaar niet meer arbeidsongeschikt was. Het UWV had hem immers volledig arbeidsgeschikt verklaard voor zijn eigen werk. Vanaf dat moment had de werknemer dan ook (ondanks zijn schorsing) recht op doorbetaling van 100 procent van het loon.

                  Recht op loon

                  De werkgever stelt dat de werknemer niet bereid was om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, maar dit wordt door het gerechtshof verworpen. De medewerker had zich immers bereid verklaard om wel werkzaamheden te verrichten conform zijn mogelijkheden in het kader van de gestelde arbeidsongeschiktheid. Bovendien wijst het Hof de werkgever erop dat hij de werknemer na de hersteldverklaring door het UWV ook niet meer heeft opgeroepen om te komen werken en dat de werknemer evenmin opnieuw beoordeeld is door de bedrijfsarts. De oorzaak van het niet werken in het derde ziektejaar moet volgens de rechter dan ook voor rekening en risico van de werkgever blijven.
                  Of zoals in de wet staat: ‘Als een werknemer niet werkt en de oorzaak van het niet-werken behoort redelijkerwijs voor rekening van de werkgever te komen, dan behoudt de werknemer in beginsel recht op loon. Een schorsing is zo’n oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, zodat de werkgever ook tijdens een schorsing verplicht is tot doorbetaling van loon.’

                   

                  Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                  Vragen? Neem contact met ons op

                    Het Openbaar Ministerie kan sinds 1 juli van dit jaar aan een rechter vragen om de kosten van het ruimen van een hennepkwekerij te verhalen op de veroordeelden. Desondanks heeft de rechtbank in Limburg de eerste vorderingen met betrekking tot deze nieuwe wettelijke bevoegdheid afgewezen. Dit omdat het Openbaar Ministerie de kosten anders heeft berekend dan de wetgever heeft bedoeld.

                    Bekijk hier onze rechtsgebieden

                    De nieuwe wet is bedoeld om de kosten voor vernietiging van voorwerpen, die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, te kunnen verhalen op de daders. Daarbij moeten de daadwerkelijke kosten voor het ruimen wel duidelijk inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Hier liep het bij de eerste zaken mis: het Openbaar Ministerie ging uit van gemiddelde kosten, terwijl de rechtbank rekende met specifieke kosten per zaak.

                    Gemiddelde kosten

                    In twee recente strafzaken zijn verdachten veroordeeld voor het telen en bezitten van hennepstekken en hennepplanten. De officier van justitie heeft de rechter in beide zaken gevraagd om de verdachten te veroordelen tot het betalen van de kosten van de ruiming van de hennepstekkerijen.  Daarbij heeft het Openbaar Ministerie verwezen naar onderlinge afspraken die zijn gemaakt met de Nationale Politie en Domeinen Roerende zaken over aantallen ruimingen, werkprocessen, kosten en prijzen. Volgens de officier kan daarbij worden uitgegaan van de gemiddelde kosten van een ruiming in Nederland in 2022, ongeacht de grootte van de hennepkwekerij of -stekkerij.

                    Bekijk hier onze incasso diensten

                    Anders berekend

                    De rechtbank gaat hier echter niet in mee en heeft de vordering van de officier van justitie in beide zaken afgewezen. Volgens de rechter heeft het Openbaar Ministerie de kosten anders berekend dan de wetgever heeft bedoeld. Ten eerste heeft de officier van justitie in de zaken niet inzichtelijk gemaakt wat de daadwerkelijke kosten zijn voor de vernietiging van de hennepstekkerijen in deze zaken, omdat hij een vast bedrag per ruiming hanteert. Verder heeft de officier van justitie de rechtbank gevraagd om een schatting te maken van de personele- en organisatiekosten, terwijl dit wettelijk gezien niet mag.

                    Vernietiging

                    Tot slot zijn in deze zaken door de officier van justitie kosten geschaard onder de werkzaamheden, die niet direct met de vernietiging van de hennepproductie samenhangen. Volgens de rechter is het daardoor niet mogelijk om vast te stellen wat de daadwerkelijke kosten zijn geweest van deze specifieke ruimingen, terwijl het juist de bedoeling van de wetgever is geweest om juist die kosten op de daders te verhalen.

                     

                    Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via info@rechtnet.nl of bel naar 073 – 615 43 11.

                    Vragen? Neem contact met ons op